‘Romy, wij zijn naar de stad hè!’ Mijn moeder slaat de deur van het vakantiehuisje dicht. Ik zit nog in mijn pyjama op mijn kamer, en ik denk eraan om even te douchen. Ik ben aan het bedenken hoe ik weg ga lopen, want dit is de grootste kans ooit. Ik bedoel, je kunt het niet beter voor elkaar krijgen: je vader is naar een honkbalwedstrijd kijken, je moeder en je zusje zijn aan het shoppen, en je bent tenslotte in Amerika! Ik gooi mijn koffer op mijn bed. Ik heb geluk dat ik niet zo ontzettende tut ben, en niet zo veel kleding meeheb, anders had ik die nooit meegekregen. Ik moet alles zelf dragen als ik wegga. Ik stop al mijn kleding in de koffer, maar laat hem nog open op mijn bed liggen. Ik pak loop naar de luxe badkamer, en ik neem een snelle, maar toch verfrissende douche. Tijdens het afdrogen bedenk ik waar ik heen kan gaan. Ik kom erop uit dat ik straks naar rechts ga, en dan de weg ga volgen, want ik heb geen idee waar ik heen zou moeten, het is niet mijn land. Ik loop terug naar mijn kamer, en stop de toilettas – die ik net helemaal heb volgepropt met mijn spullen – in de koffer. Ik rits de koffer dicht, en strijk mijn shirt plat. This is it, denk ik. Ik sluit de deur van mijn kamer met de koffer in mijn hand. Ik jas mijn jack van de kapstok, en ik loop naar de deur. Ik leg de sleutel op het plankje naast de deur, en check mijn haar in de spiegel. Veel valt er niet aan te checken, een simpele paardenstaart, maar het is een automatisme. Ik open de deur, en ga buiten staan. Ik prop mijn jack in de koffer, en til de koffer als een tas op. Da’s handig, zo’n reiskoffer, die kan je als tas omdoen, je kan hem rijden, en je kan hem als een tas beethouden. Ik trek de deur achter me dicht, en ik adem diep in. Ik draai me nog een keer om, en kijk omhoog. Daar gaan we dan, denk ik, en ik loop het kleine tuintje uit.
De meeste mensen zouden nu stoppen met lopen en gaan slapen, maar ik loop door. Ik heb nog niks gegeten, en ik realiseer me opeens dat ik best honger heb. Ik heb in het vakantiehuisje wat contante dollars uit het netje in mijn moeders koffer gepakt, maar ik heb ook mijn eigen creditcard waarmee ik kan betalen. Niet dat er heel veel geld op staat, maar ik kan ermee overleven. Althans, ik hoop niet dat ik er voor de rest van mijn leven mee moet doen, maar het is genoeg voor de komende weken. Ik bedenk wel wat. Het is donker aan het worden, en dat gaat best snel in Amerika. Ik rol met de koffer over de weg. Er zijn toch weinig auto’s hier.. Ik ben nog steeds op dezelfde weg waarop ik ook begonnen ben, alleen nu veel verder, plus een bijna onverdraaglijke pijn in mijn hielen. Ik zie dat ik bijna bij een dorp kom. Zodra ik bij het dorp ben zoek ik een hotel, en ik vraag om een kamer voor één nacht. Ze zeggen dat ze bijna helemaal vol zitten, maar nog één kamer hebben. Opgelucht loop ik achter de piccolo aan naar de kamer. Hij opent de deur, en zet mijn bagage op het bed. ‘Thanks,’ zeg ik, en ik geef de piccolo een fooi. Hij sluit de deur achter zich, en dan pas zie ik dat het een ontzettend luxe hotel is. Ik til mijn spullen van het bed, en ga op de dekens liggen. Ik knijp in de zachte stof, het is echt heerlijk. Zonder dat ik het merk, en met mijn schoenen en jas nog aan dommel ik in de hele diepe slaap.