Hoofdstuk 33 Ontvoerd

6 0 0
                                    

GESCHREVEN VANUIT LUCY

Ik loop door de gangen en ik denk dat ik de weg een beetje ben kwijtgeraakt, ik loop ik loop en ik loop maar ik zie geen enkele leerling. Waar is iedereen, ik kijk schichtig om me heen.


Wie ben jij vraagt een jongen hij is lang en heeft erg wit haar, ik krijg de rillingen van hem. Van Hermelien moest ik mijn titel gebruiken als ik iemand tegen kwam die ik niet kende maar ik vind het verschrikkelijk om te zeggen dat ik een prinses ben ik ben niet meer waard dan hun. Ik ben Lucy wie ben jij vraag ik kalm, ik zit hier op school jij duidelijk niet wat doe je hier vraagt de jongen nijdig. Ik ben hier voor prinses Florence en voor Perkamentus natuurlijk, zijn ogen worden groot. Ik kijk snel om me heen maar ik zie niemand die jongen geeft me de rillingen ik wil hier weg. Zou je me naar mijn vrienden kunnen brengen, nee antwoord hij kortaf. Hij zet een stap dichter naar mij toe, iets zegt mij dat ik hier heel snel weg moet dit is foute boel. Ik kijk diep in zijn ogen ik zie schuld en angst, ik vraag het je nog een keer wie ben jij!


Ik kijk schampachtig voor me uit ik denk dat het op dit moment het beste is om mijn mond maar te houden, ben je een vriendin van Florence ik schrik van de manier waarop hij het vraagt het is lieve en zorgzame stem. Ja dat ben ik ja antwoord ik hakkelig, hij lijkt heel goed na te denken. Zou je voor mij iets tegen Hermelien Griffel willen zeggen vraagt de jongen vol angst. Ja hoor natuurlijk wat moet ik ze doorgeven, ik zie de twijfel in zijn ogen. Zeg tegen haar dat het erg slecht met Florence gaat en uh dat ze het niet lang meer vol houd en uh dat ze morgenavond goed moeten opletten. Ik kijk de jongen gechoqueerd aan hij weet waar Florence is hij is bij haar geweest ik voel de afschuw en de woede in mij op borrelen iets wat niet vaak gebeurt. Maar voor ik nog een keer kan knipperen is de jongen weg, er schiet maar 1 gedachte door mijn hoofd ''waar is Hermelien''.


Ik zet het op het rennen waar is die heks toch, ik ren gang in en uit in de hoop iets te herkennen maar ik herken niks, in welk deel van het kasteel ben ik? Ik ren ik ren en ik ren ik gooi deuren open van wat klaslokalen moeten zijn maar ik zie niemand, waar in Aslans naam is iedereen. Ik kijk op mijn gouden horloge en zie dat het precies twaalf uur is, de grote zaal natuurlijk het is etenstijd. Maar ik heb geen idee hoe ik daar kom en waar ik ben, ik begin vaart te minderen want ik hoor een stem.

H-Hallo, aha dat haar zijn de prinses waar we opdracht over hebben gekregen. Twee mannen zwart gekleed komen met een rot vaart op mij af gerend, ik voel aan mijn middel maar mijn dolk zit er niet. Ik zet het op het rennen, oh nee oh ne oh nee. Het zijn 2 volwassen tovenaars die zijn veel sneller zijn dan mij. Mijn ademhaling stijgt ik moet boodschap door geven puf ik. Maar voor ik nog iets kan doen voel ik een paar handen mij beet pakken. Mijn voeten worden van de vloer af gehaald ik word kots misselijk, ik herken het gevoel dit deden we ook met die rare elf. Kan ik mezelf loswurmen nee dat is dom Florence zei zelf dat het je dood zou worden. Dan word alles zwart voor mijn ogen maar ik weet waar duister is komt licht, ik ben niet bang.

De drie wereldenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu