Hoofdstuk 17

913 65 3
                                    

Farrah had geen tijd om na te denken over wat er in het bos was gebeurd. De volgende morgen had Harry haar alles verteld over Hagrid, de dode eenhoorn, de in mantel gehulde gedaante die Voldemort bleek te zijn en over de centaur die hem daarvan had gered. Maar met de komende tentamens wilde Farrah niet te veel tijd besteden aan andere dingen. Ze werkte hele namiddagen en avonden en was altijd doodop toen ze naar bed ging. Ze had het gevoel dat alles wel redelijk goed ging, behalve Toverdranken. Het was een wonder geweest dat Farrah niet van haar stokje was gegaan. Ze was blij dat ze geen Zwadderaar was, want dan had ze altijd in die verstikkende kerkers moeten zitten.

Na hun laatste examen, Geschiedenis van de Toverkunst, ontving Farrah een brief van professor Anderling. Ze wilde dat ze even bij haar langs kwam en dus liep ze na het eten niet met de anderen mee naar het meer. In plaats daarvan liep ze de trappen op, op weg naar een kantoor zonder zonlicht. Farrah hield van de lente en de zomer, ze vond het prachtig om bloemen te zien bloeien en weiden vol graan te zien stralen in het zonlicht. Normaal zat ze dan ook geen minuut binnen. Ze wist nog dat ze een paar jaar eerder erop tegen had gezien om naar Zweinstein te gaan. Ze had het maar niets gevonden, zo'n groot donker en sober kasteel in het midden van niets. Maar nu zou ze op geen andere plek willen zijn geweest. Ze was waar ze zich het beste voelde, afgezien van het feit dat ze binnen liep.

Ze klopte op de deur en professor Anderling deed direct open. Farrah was een beetje verbaasd van de haast en liep traag naar binnen. 'U vroeg of ik hierheen kon komen, professor.' Ze knikte en gebaarde dat ze kon gaan zitten en Farrah nam plaats. professor Anderling deed een bureaula open en nam er een rol perkament uit.

'Hij is een paar dagen geleden al aangekomen, maar ik wilde u niet storen tijdens deze stressvolle periode. Alles is toch goed verlopen?' Farrah knikte en nam de rol aan. Ze zag dat de brief nog niet was geopend en dat respecteerde ze. Voorzichtig maakte ze hem open en las de krullerige letters die ze niet herkende. Het was wel ondertekend door Celissa Jones, maar het was niet haar handschrift. Dat wist ze zeker.

'Beste Farrah Jones, ik en mijn man willen ons excuseren voor gebeurtenissen (per brief) van september. We zijn nog steeds je ouders en dus houden we van je ookal ben je een Griffoendor. Het spijt ons dus zeer en we zouden ons eigenlijk persoonlijk moeten excuseren bij je aankomst aan perron 9 3/4. We zullen je oppikken als de trein arriveert. Mvg, Barney en Celissa Jones.

Ps: Er is ons ter ore gekomen dat je met kerst een of ander cadeautje hebt aangekregen. Blijkbaar is er een vergissing gemaakt.'

Er was iets niet in de haak. Helemaal niet. Het leek alsof de woorden door een vreemdeling waren geschreven. Farrah keek professor Anderling verward aan. Ze gaf haar de brief, die ze rustig doornam. Voor ze iets kon vragen nam Farrah de munt uit haar zak. Professor Anderling bekeek hem en kreeg heel even, maar een kwart seconde, een geschrokken uitdrukking op haar gezicht. Het was maar even geweest, maar Farrah had het gezien.

'Wel, ik denk dat je ouders terug.. je ouders willen zijn', zei ze. Farrah trok haar wenkbrauwen op en keek haar doordringend aan. Ze had het gevoel dat professor Anderling iets verborg voor haar en ze wilde dolgraag weten wat. Maar professor Anderling leek klaar te zijn en zei dat ze kon gaan.

Nu borrelde er een beetje woede in haar, ze dacht dat ze professor Anderling kon vertrouwen. En er was duidelijk iets geweest dat haar had doen schrikken. En dan had je haar ouders ook nog. Ze wist bijna zeker dat zij het niet hadden geschreven en dat maakte haar een beetje bezorgd.

Ze zocht Harry, Ron en Hermelien bij het meer maar kon ze nergens vinden. Ze zag hoe Fred, George en Leo de reuzeninktvis aan het meer zaten te kietelen en besloot dat zij misschien wel wisten waar ze waren. Maar nog voor ze halverwege het meer was, hoorde ze ineens druk gepraat achter haar. Ze draaide zich om en zag ze ongerust naar het kasteel rennen. Toen Farrah ze had ingehaald legden ze alles uit.

'Hagrid heeft die vreemdeling waarvan hij dat drakenei heeft gewonnen verteld hoe hij langs dat beest moet komen. We moeten Perkamentus waarschuwen.' Farrah volgde hen tot ze in de Grote Hal waren. Harry stopte even en keek om zich heen.

'Waar is zijn kantoor?' Ze speurden de muren af in de hoop ergens een bordje te zien met Perkamentus' naam op, maar tevergeefs. Farrah zag plots een gedaante op het einde van de gang stoppen en zich omdraaien naar hen. Farrah zag dat het professor Anderling was en dat ze een stapel boeken droeg.

'Wat in hemelsnaam doen jullie binnen wanneer het zo'n goed weer is als nu?' Farrah keek de anderen hulpeloos aan en probeerde een smoes te verzinnen, maar ze wist dat ze eigenlijk gewoon zouden moeten zeggen dat ze professor Perkamentus wilden spreken. En dat deed Hermelien.

'Waarom willen jullie het schoolhoofd spreken?' Ze trok haar wenkbrauwen op en schudde haar hoofd. 'Ach, het maakt toch niet uit. Professor Perkamentus is tien minuten geleden vertrokken naar het Ministerie van Toverkunst.' Harry verslikte zich en probeerde uit zijn woorden te komen.

'Maar het is belangrijk, professor.' Hij kuchtte. 'Het gaat over de Steen der Wijzen.' Farrah keek hem even waarschuwend aan en Ron slaakte een zucht. Toen hoorden ze een dreun en zag Farrah dat professor Anderling haar boeken had laten vallen en geen moeite deed om ze op te rapen. Ze staarde hen alleen maar geschokt aan totdat ze zichzelf vermande.

'Ik weet niet hoe jullie daarvan hebben gehoord maar ik wil jullie op het hart drukken jezelf daar niet druk om te maken. Professor Perkamentus keert morgen terug. Geniet nog van het mooie weer.' Ze bukte, raapte de boeken op en verdween om de hoek. Harry keek Farrah doordringend aan en zij knikte.

'Vanavond.' En ze genoten niet van het mooie weer.


Confessions of being a Gryffindor: year 1 ~ Dutch Harry Potter fanficWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu