Het touw sneed in mijn polsen. Ze gooiden me neer, naast de anderen. Niemand durfde ook maar iets te doen, terwijl de priester maar steeds wanhopig zat te bidden. Ik geloofde niet dat het echt hielp, want in een kerk zou het kwaad moeten worden verdreven.
Al kwam je hier dus wel binnen met een handgeweer.
Ze waren groot, en stevig. Net zoals je altijd leest in de verhalen. Gemeen, groot en berucht. Zonder enige medelij, of zwakte. Allemaal droegen ze maskers, die leken op schaduwen die hun gezicht verbergde. Als een nacht, zonder sterren.
Ze eisen wat ze willen. Ik weet niet wát, en ik weet niet hoeveel, maar de prijs zal wel hoog zijn. Ze zijn met 17, zo snel ik kan tellen, waarvan er 1 de leiding neemt, 1 met een rode streep op zijn masker die af en toe verschijnt om iemand mee te nemen, en de anderen die de wacht houden. Maar allen hebben ze één ding zeker gemeen. Ze zijn niet bangom mensen neer te schieten. Want elk uur dat er niet wordt gedaan wat ze zeggen, verdwijnt er één persoon naar het achterste kapelletje. Om daar te verdwijnen, met het geluid van een schot.
Ik huiverde. Want we waren nog maar met 11 mensen. Waaronder ik en mijn zusje, de priester en een misdienaar, 4 bejaarden en nog een klein gezinnetje waaronder een moeder, vader, en kind. Die laatste zat zich te verstoppen in de armen van mijn moeder, wie hem beschermend tegen zijn borst aan hield voor de criminelen. Ik voelde een beetje verdriet, dat ik daar al te groot voor was. Want gód, wat zou ik graag weer eens in de armen van mijn moeder nu uit willen huilen. Alleen kon ik het niet. Ik had een klein zusje van 6, die mij nu nodig had. Ik moest een voorbeeld zijn en sterk blijven. Net als vroeger.
(Terugblik naar verleden)
"Suzanne! Suzanne! Kijk wat ik heb gemaakt!'
Het kleine meisje rende naar me toe, om met een plof op mijn schoot neer te vallen. Ik lachte, terwijl zij me de tekening in mijn gezicht duwde.
"Kijk, kijk! Dat ben jij!"
Ze wees naar een zuurstokroze fee, die met een toverstok de eenhoorn betoverde. Nou ja, dat dacht ik. Of was het nou een pegasus?
"Wauw, wat mooi zeg!" Glimlachte ik, terwijl ik haar rechtop zette. "En waar zijn mama en papa?"
Ze schudde naïef haar hoofd, terwijl ze me met een strak gezicht aankeek. "Geen mama en papa. Jíj en ík!"
Ze wees naar een ander figuur op de tekening. Een met een tutu, die over een regenboog danste. Maar inderdaad, geen mama en papa op de tekening.
Ik slikte een brok in mijn keel weg, en keek naar Lucy. "Lucy, je weet toch dat mama en papa van je houden?"
Lucy haalde haar schouders op. "Mama en papa nooit hier." Zei ze, met een zacht stemmetje.
Ik wist gewoon dat ze ergens vast zat, tussen de realiteit en dat wat ze wou dat echt was. Zij dacht nog dat de wereld bestond uit vrede, en haar grote zus Zusanne. Helaas zou ze ooit de harde wereld tegen komen. Óóit.
(terug naar het heden)
Lucy kroop wat dichter tegen me aan, terwijl ze zacht snikte. Ik legde mijn hoofd op dat van haar, en probeerde haar te kalmeren. Tegelijk keek ik rond, om te ontdekken of er ook maar één kans van ontsnappen mogelijk was. Het glas in lood verlichtte de kapen zo vredig. Dat gaf je tenminste nog een beetje hoop.
"Zusanne, ze doen me pijn.." Fluisterde ze, terwijl de naar het touw om haar polsen knikte. Ik probeerde met mijn handen (die ook vast zaten) ze wat loser te krijgen, zonder succes. Ik had ook niet veel tijd, want ze hielden ons steeds in de gaten.
Ik zat met mijn zusje naast het altaar op de grond. De bejaarden op de banken, naast de priester en de misdienaar. De hele rij met mensen keken angstig toe hoe de mannen met geweren heen en weer wandelde, toen één van hen naar voren stapte en de walkietalkie aan zijn mond zette en zei;
"Nog 2 minuten. Tik, tak, tik, tak."
Er klonk iets van vermaak in zijn stem. Iets dat me vertelde, dat hij hier plezier in had. Iets wat ik niet begreep.
Zijn stem was zwaar. Hij liep heen en weer tussen het gangpad in, terwijl hij wat in een andere taal naar de andere criminelen riep. Iets wat ik niet kon verstaan. Jammer, anders kon ik me voorbereiden op dat wat zou komen. Ik voelde hoe Lucy nog wat dichter tegen me aan kroop, terwijl ik haar toe fluisterde dat het goed zou komen. Dat de politie wel iets zou doen.
Als was ik daar niet zo zeker van.
Want we zaten hier al een paar uur, en ik heb nog niks gehoord van 'hulp' of 'versterking'. Nou ja, gehoord. Eerder gezien.
Was het niet de bedoeling dat ze ons hier vandaan haalden? Dat ze ons leven redde? Iets?
De ouders met hun kind zaten aan de andere kant van het altaar, naast het Maria- beeld. Ik kon het niet zo goed zien wat ze deden, door het altaar dat ons splitste. Wel hoorde ik het gesnik van het jongetje.
Ik weet niet wat er zou gaan gebeuren. We waren nog maar met 11 over, van de 20. Dat de politie buiten staat weet ik wel, want zelfs door deze enorme deuren heen kan je de situatie buiten goed volgen. Veel publiek, en sirenes.
Ineens tikte iets op mijn schouder. Ik keek op, recht in het masker van een van de criminelen. Hij gebaarde iets naar me, wat leek op een soort wuif met zijn hand. Waarschijnlijk kon hij geen Nederlands, anders had hij al lang tegen me geroepen dat ik moest luisteren.
Ik keek naar Lucy, wie ook in de gaten kreeg wat er gebeurde. Toen, vanuit het niets, greep hij haar pols vast, en trok haar van me vandaan.
Ik weet niet waar ik het lef vandaan had om te schreeuwen dat hij met zijn smerige tengels van mijn zusje af moest blijven, al deed ik het wel. Wat me daarbij ook een klap in mijn gezicht op leverde. Een traan ontsnapte, maar lang de tijd om te treuren had ik niet.
Een andere crimineel met een soort rode streep over zijn masker heen, nam Lucy in zijn armen terwijl hij haar afvoerde. Ik gilde, en probeerde de 2 bewakers die me de weg versperden aan de kant te duwen, met succes. Ze wankelde even, en ik nam mijn kans. Ik schoot tussen ze door, achter de man en Lucy aan.
Ik rende naar het achterste kapelletje, terwijl ik zo hard mogelijk 'Lucy' schreeuwde. Uiteindelijk zag ik haar voor een grote camera, vastgebonden, terwijl de tranen van haar wangen af dropten. Ik gilde, toen ze heel hard mijn naam schreeuwde. De gemaskerde man naast haar keek niet op of om, maar hield een handgeweer vast.
Hij haalde de trekker over, en een sterke pijn doorboorde mijn borst.
Niet omdat ik geraakt was door de kogel.
Nee.
Omdat mijn hart brak.
Doordat Lucy bloedend, en stervend op de grond neer viel, en snakte naar adem,
toen de kogel haar raakte.
JE LEEST
Schrijfcompetitie! [BEZIG]
РазноеWE ZIJN WEER BEGONNEN DAMES EN HEREN, DUS DOE JE OPDRACHT EN STUUR HET OP!!