JudithXxBookz (Fantasie) Ronde 3

68 5 0
                                    

"Mensen denken dat ze leven om te tekenen. Dat ze herinnerd zullen worden door hun tekeningen. Maar eigenlijk worden ze getekend. Door angst, verdriet, en pijn. Door hun soortgenoten. Of door ons. Als we daar zin in hebben."

 

---

 

28 januari 3015

 

Ik zit in mijn cabine, en bibber. Het is ijskoud. De rimpels op mijn vingers worden er meer. Op een dag zal ik sterven. De rest van de wereld zal dan ook sterven. Tenminste, mijn wereld. Mijn wereld zal dan sterven. Genadeloos zal het stoppen als ik mijn ogen sluit, voor eeuwig. Ben ik een psychopaat? Of word ik een beroemde filosoof? Of... Zal ik de rest van mijn levensjaren slijten op een planeet, met het primitieve boerenleven?

Stop. Stop!

Ik draaf weer eens door. Ik moet rustig aan doen. Niet mijn gedachten te veel af laten dwalen. Denk aan morgen. Nee, bekijk alles hier om je heen. Concentreer je op je lichaam. Dat doe ik. Mijn ogen gaan nieuwsgierig door mijn cabine, alsof ik het voor het eerst in mijn leven te zien krijg. Ik zit in een donkere, krappe ruimte, met donkerblauw geschilderde muren. Toen ik twee jaar geleden, toen we vertrokken vol hoop, de muren zo schilderde, dacht ik dat ik het cool zou blijven vinden. Dat het dan zou lijken alsof het heelal mijn cabine binnen zou stromen, en ik me nog meer astronaut zou voelen. Maar nu... Nu is dat compleet anders. Elke dag, van 's ochtends tot 's avonds, wens ik mezelf dat ik op Aarde was gebleven. Op onze planeet. Mijn planeet. De planeet van de toekomst. Het liefst zou ik mijn cabine weer omtoveren in mijn oude slaapkamer. Gezellig, met gelige muren, met de speldozen die de hele kamer in beslag namen. Mijn kamer, waar iedereen in en uit kon lopen. Ik was er altijd.

Ik stop weer met denken over vroeger. Ik kijk weer naar mijn cabine. De klok, die voor me tegen de muur hangt, met een maan als wijzer en sterretjes met de tijden erin geschreven, begint ook te irriteren. Ik had vroeger echt een te grote fantasie, over hoe het heelal eruit zou zien. Jammer dat ik daar nu pas achter kom.

Eigenlijk is er verder niet veel in mijn cabine. Alleen mijn bed, waar ik nu trouwens ook op zit.

Morgen gaan we landen. Op een nieuwe planeet. Dit is het moment waar ik twee jaar lang op heb gewacht, twéé jaar lang! Gek genoeg heb ik er nu helemaal geen zin meer in. Het liefst zou ik terugvliegen, nog een keer twee jaar, om de Aarde nog één keer te mogen zien. Helaas. Te laat.

“Melissa! Kom naar de controlekamer! James heeft spaghetti over de monitor gegooid, je moet het komen opruimen!” Harrie, mijn kleine broertje, bonkt tegen mijn deur. “Kom nou, Melissa!” Harrie’s voetstappen klinken na als hij wegrent. Ik zucht. Ze zouden dat joch moeten opsluiten, ergens diep weggestopt in het ruimteschip. Bij de motoren ofzoiets. Nee, wacht! Ze zouden hem maar het heelal in moeten gooien. Maar helaas zijn onze oppassers verzot op hem. “Melissa, neem eens een voorbeeld aan Harrie!” Of: “Kijk eens wat een held hij is. Een totaal tegenbeeld van Melissa, die is een echte lafaard. Hahahaha!” En zo kan ik nog wel even door blijven gaan. Maar eigenlijk kan dat niet, want ik moet me weer eens gaan gedragen zoals Assepoester, als een poetsvrouw. Ik sta op van mijn bed en open de deur van mijn cabine. Ik loop erdoorheen en dan sta ik ineens in een doodnormale gang. Gewoon, zo’n gang als in een normaal huis op Aarde. Tenminste, dat lijkt het op het eerste gezicht. Dan lijken de muren van écht steen gemaakt te zijn. Maar als je goed kijkt, dan zie je dat het allemaal maar gezichtsbedrog is. Eigenlijk is het een metalen gang. Metaal, met een dun laagje verf, dat het laat lijken alsof je op Aarde bent. Meer tijd heb ik niet om erover na te denken, -ik denk sowieso teveel na, en dat denk ik soms-, want ik moet spaghetti gaan opruimen. Ik snel me naar de controlekamer en bekijk de situatie. James, een oppasser met bruine krullen, zit met een woedende blik voor zich uit te staren. Harrie zie ik negens, die is vast weer rondjes aan het rennen door het ruimteschip. “Ben je daar nou eindelijk? Ik wacht al hartstikke lang!” Zegt James, maar eigenlijk schreeuwt hij het meer.

“Jaja, ik kom al!” Antwoord ik geïrriteerd. Ik haal een doekje uit de blauwe doos naast de WC's. Dan dep ik alle saus en slierten weg James’ shirt. Uiteraard door constant bekeken te worden met een woedende blik.

 

---De volgende morgen---

 

Toen ik mijn ogen vanochtend open deed wist ik meteen wat voor een bijzondere dag dit is. Het is dé dag! We gaan landen! Ik voelde al schommelingen, tenminste, andere dan normaal. We zijn niet de eerste mensen die de planeet gaan betreden, maar goed. Daar ben ik ook wel blij over. Nieuwe mensen, niet van die stomme als op dit ruimteschip. Ik ging rechtop mijn bed zitten en staarde een paar seconden naar mijn klok. Toen stond ik snel op en ging ontbijten, waarna ik in een capsule gestopt werd. Waar ik nu in zit. Ik word gedropt op de planeet, waar ik opgevangen zal worden door de kolonisten die er nu leven. Ik duw mijn handen tegen mijn oren om de harde snerpgeluiden niet te hoeven horen, die gemaakt worden door het metaal van de capsule dat op de vleugels botst. Ik kan niets zien, het is pikkedonker. Ik zit in mijn eentje ingesloten met gordels, die strak vast gegespt zijn. Ondanks dat lijkt het alsof ik van een duizenden meters hoge afgrond val. Ik haat het dat ik niks kan zien. De stof van mijn kleren prikt in mijn huid. Een gordel, eigenlijk een dikke stang, duwt in mijn buik. Ik vind het niet meer leuk! Stop, alsjeblieft! Ik dacht dat dit geweldig zou zijn. Éíndelijk op die nieuwe planeet, en daarvoor even lekker door het heelal  zweven in een capsuletje! Joepie!

Nu weet ik wel beter. Misschien weet ik het nu wel iets té goed. Laat het alsjeblieft stoppen! Tranen glijden over mijn wangen terwijl ik ze niet weg kan vegen. Net op het moment dat ik echt zeker weet dat ik dood ga, stopt het lawaai en het geschud. Eindelijk! Maar dan is er een BENG! BAM!

Ik schrik. Logisch. Met een klap komt de capsule op de bodem van de nieuwe planeet. Angstzweet glijdt over mijn rug. Waarom ben ik hier ooit aan begonnen? Ik krijg het benauwder en benauwder. Ik weet dat over een paar minuten het zuurstof op moet zijn, dus dat maakt dat ik nog banger word. Waarschijnlijk vinden de anderen dat ik een mietje ben. Maar ik vind het gewoon zo... eng! Mijn aandacht gaat naar mijn ademhaling. Ik heb geen idee wat ik moet doen. Dagenlang -voor mijn gevoel- ben ik al aan het denken aan mijn ademhaling. Ik voel hoe het een steeds langzamere ademhaling wordt. Daar denk ik rustig over na. Waarschijnlijk zal ik nooit beroemd worden. Nooit. Ik moet oeven voor mezelf. Niet voor anderen. Maar laat me nou alsjeblieft verder leven! En dat was het laatste waar ik aan heb gedacht.

Schrijfcompetitie!        [BEZIG]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu