De wind speelde sierlijk met de blaadjes van de bomen, terwijl de dauw langzaam begon te verschijnen op de grassprieten. Het was nacht. De wereld leek voor even zwart, en donkerblauw. De sterren leken wel te dansen, en de maan leek wel mooier dan ooit te voren. Misschien omdat dit ook wel het begin zou zijn van iets moois.
Jacob zuchtte diep, toen hij zijn weg vervolgde door het bos. De meeste dieren leken te slapen, al kwamen er af en toe nog wat verdwaalde beestjes over het pad heen gerend. Maar Jacob was daar niet bang voor. Hij kende de dieren, en de dieren kenden hem. Als een soort broeders leek het wel over te komen. Hij kon ze vertellen wat hij wilde, zonder dat ze hem zouden beoordelen op zijn verleden. Dat hij geen familie meer had, dat hij wild was, dat hij wild leefde, en dat hij in een klein houthakkershuisje diep in het bos woonde. Hij had nog nooit het bos verlaten. Jacob hoefde niks te weten van de afschuwelijke wereld die zich daar buiten bevond. Het zou waarschijnlijk toch kil en koud zijn. Er zouden monsters leven, die elk mens zonder enig pardon te kop van het lijf zouden scheuren. Monsters, of mensen?
Die gedachtes deden hem huiveren. Nee, zijn plek was hier in de bossen. Diep van binnen was hij wel nieuwsgierig. Zouden er meerdere mensen bestaan? Meer wezens zo als hij? Of zou hij de enige zijn die er nog over was, en nu door deze magische en mysterieuze bossen zwierf, als een soort geest? Wie zou het weten? Inderdaad, niemand. Want hij was alleen. Daar was hij vrij zeker van.
Jacob liep naar de open plek, waar hij plaats lang naast een boom. Er viel een soort blauwe gloed over de plek heen, wat het uitzicht nog mooier maakte. Het was een soort heuvelig veld, omringd door bomen. In het midden was een klein meer zichtbaar, met een waterval. Het water stroomde rustig van de rotsen af, om vredig in het water te vallen. Het leek wel magisch. Zou een monster daar buiten weten hoe mooi de wereld wel niet kon zijn? Een wereld als deze?
Hij haalde een hand door zijn bruine haren heen. Jakobs' ademhaling vertraagde, net zoals de rest van de wereld. Zijn blote voeten vonden plaats in het gras, en zijn handen rustte uit op zijn schoot. Het was stil. Een koel briesje passeerde, terwijl het de bladeren meenam. Dat was het enige geluid. De vredige wind. Jacob zuchtte, en nestelde zich tussen het gras totdat hij goed lag. Het deed hem goed, om hier af en toe zijn nachten door te kunnen brengen.
De maan viel langzaam op het meer, waarop een reflectie verscheen. Jacob volgde het beeld met zijn ogen, en glimlachte. Er gebeurde niks. Totdat het water begon te bewegen. Langzaam maar zeker leek het of de reflectie zich begon te vervormen. Uiteindelijk splitste het water zich naar de kant, toen er een figuur uit het water stapte. Een figuur met een huid, die zo wit leek van porselein. Een jurk die leek te vliegen bij elke beweging die het maakte. En haren, zo donker als de nacht. Een meisje.
Ze stapte vooruit, richting Jacob, wie verbouwereerd tegen de boom aan leunde. De voeten van het meisje verplaatste zich langzaam door het gras, terwijl ze steeds dichterbij kwam. De reflectie was ondertussen uit het water verdwenen. Het leek alsof de cirkel zich had vermomd als een prachtig mens. Ze lichtte op, net als de maan. Ze keek Jacob aan, met haar o zo blauwe ogen. Jacob opende zijn mond om iets te zeggen, maar sloot hem weer toen het meisje dichterbij kwam.
Haar gezichtsdrukking verraadde niks over hoe ze zich voelde. Maar de manier waarop ze naar Jacob keek, zei al genoeg. Ze knielde neer, tegenover Jacob. Hij deed hetzelfde. Wie was dit meisje? Hoe zou ze heten?
Jacob wees naar zichzelf, en zei;
"Jacob."
Het meisje reageerde eerst niet. Totdat ze hetzelfde deed, en zei;
"Moon."
Zou haar naam Moon zijn? Waarom? Wat was dit ding, dat ze met hem deed? Het feit dat haar uiterlijk hem deed denken aan.. de maan?
JE LEEST
Schrijfcompetitie! [BEZIG]
RandomWE ZIJN WEER BEGONNEN DAMES EN HEREN, DUS DOE JE OPDRACHT EN STUUR HET OP!!