Ronde 2 (gijzeling in een kerk) - linxda

56 2 0
                                    

‘Roosalie! Stap uit!’
Ik zucht en duw het portier van de auto open om uit te stappen.
Een koude bries wappert mijn bruine krullen onmiddellijk naar achter, het is koud en waaierig buiten. En dan komt er ook nog bij dat het enorm sneeuwt. De vlokken laten een dikke witte laag op de grond achter.
Als ik niet naar de dienst hoefde van mijn ouders zou ik buiten een wandeling gaan maken. Hoewel ik het altijd snel koud heb, hou ik enorm van sneeuw.
‘Roosalie! Kom op! De dienst begint al over een paar minuten!’ Mijn moeder tikt ongeduldig met haar hak op de grond.
Ik knik en ga tussen mijn ouders in lopen, om vervolgens samen richting de enorme kerk te lopen. 
Elke zondagochtend gaan we naar de kerk, en het is niet dat ik een hekel aan geloof heb of zo, maar... Ik haat het om vroeg op te staan! De dienst begint al om negen uur! Mijn vriendinnen slapen tot een uur of elf uit, maar ik...
De kerk is oud en staat midden in een groot bos. Hij is bijna helemaal van hout en heeft een hele grote kerktoren. Ik snap niet waarom mijn ouders niet naar een kerk in de stad gaan, die er nog een beetje goed uitziet.
Binnen aangekomen trek ik mijn jas uit, en hang hem op aan de kapstok. Even gluur ik om me heen of mijn ouders niks in de gaten hebben, gelukkig zijn ze druk aan het praten met de dominee. Onopvallend laat ik mijn hand in mijn jaszak glijden, en trek mijn mobiel eruit. Als ik me echt verveel kan ik misschien stiekem een spelletje spelen, of even mijn instagram checken.
Ik strijk mijn jurk glad, haal een hand door mijn haren, en loop met mijn liefste glimlach op mijn ouders af.
‘Oh, en dit is onze Rosalie.’  Mijn moeder trekt me trots naar voren als ze mij in het oog krijgt.
Weer zet ik mijn neppe glimlach op naar de dominee en nog wat andere mensen.
‘Laten we naar binnen gaan’ zegt mijn vader. Mijn moeder knikt en steekt haar arm door die van mijn vader, en samen lopen ze de kerk in.
Zuchtend wandel ik ze achterna, hopelijk is dit uurtje snel voorbij.
Gelukkig gaan mijn ouders ergens achterin een hoekje zitten, precies op de ena laatste bank. En omdat ik er niet meer naast kan moet ik er achter zitten. En eigenlijk vind ik dat helemaal niet erg...
Een jong gezin schuift een stukje naast mij op de bank, maar verder zit ik helemaal alleen, hmm... Ongestoord op mijn mobiel zitten is geen probleem dus.
‘Goedemorgen dames en heren, laten we deze ochtend beginnen met een gebed.’ De dominee staat op een podium en steekt een kaars aan. Om me heen worden handen gevouwen, en worden ogen gesloten. Ik werp nog één blik om me heen, en doe daarna hetzelfde als de rest. 
‘Lieve heer’ begint de dominee. Daarna wordt nog wat gezegd door de doodstille kerk.  
Maar ik luister niet, nee, normaal luister ik aandachtig naar wat de dominee verteld, en als ik moe ben geniet ik ervan om even mijn ogen dicht te doen.
Maar tot mijn grote verbazing hoor ik iets bonken, het klinkt ver weg, maar door de holle kerk is het duidelijk hoorbaar.
Zou er iemand zijn die tegen de banken aan zit te schoppen? Maar het klinkt meer van boven, alsof er in de toren iemand iets van een tafel gooit.
De dominee gaat ongestoord verder met zijn ochtendgebed, en net als ik de moed op wil geven hoor ik weer iets. Een luide krijs klinkt van boven, alsof er iemand vermoord wordt...
Geschrokken vlieg ik overeind, is er niemand die dit heeft gehoord? Straks dan ligt daar een dood iemand en dat alleen maar omdat ik niks doe? Moet ik opstaan en zeggen dat er boven iemand in levensgevaar is?
Maar... Het is heel goed mogelijk dat er helemaal niks aan de hand is, en dat ik me het verbeeld, of dat de schoonmaker haar grote teen stootte. En dan sta ik mooi voor schut. Een thuis krijg ik dan echt op mijn donder, zeker weten.
Ik zucht en zak iets verder onderuit. Het zal het me wel weer verbeeld hebben.
Maar als ik het na een half minuutje weer hoor ben ik overtuigd, er klopt iets niet...
Moet ik er anders naar toe gaan? Misschien red ik iemands leven ermee! 
Zachtjes sta ik op en werp nog een blik op het gezin naast me, maar hun zijn druk bezig met het luisteren van dit -wel abnormaal lange- gebed. Hoewel het wel vaker gebeurt dat een gebed een paar minuten duurt. Maar als ik naar boven wil, moet ik nu gaan.
Ik sluip de dienstzaal zachtjes uit, en loop de houten trap op. Hopelijk kraakt hij niet, maar het oude hout ziet er niet veelbelovend uit.
Ik hou mijn adem in en zet één voet op de tree. Een luide kraak volgt. Hmm... Gelukkig kan niemand die trap echt horen, aangezien de dienstzaal hier toch een stukje vanaf zit.
Ik werp nog een vluchtige blik achter me, maar niemand volgt me.
Snel klim ik verder de trap op, totdat ik in een donkere ruimte kom. Kan ik niet verder naar boven? 
Tastend zoek ik naar een lichtknop, maar deze schijnt de ontbreken.  
Ik wil verder zoeken, maar opeens voel ik een koude rilling over mijn rug lopen... Men zegt dat als je rillingen krijgt er een geest langs je heen zweeft... Waarom denk ik daar opeens aan? Ik heb toch wel vaker rillingen? 
Ik knijp mijn hand tot een vuist en draai me om, klaar om een klap te geven. Maar... Niks.
Ik zucht opgelucht, ik verbeeldde me het maar.
Ik wil glimlachen en mezelf weer omdraaien om verder te zoeken, totdat een koude hand zich om mijn hals sluit. 
Ik geef een gil en wil om me heen slaan, maar voordat ik ook maar één krimp kan geven krijg ik een klap, en wordt alles zwart...

***

‘Hee! Hee! Meisje...’ Iemand port tegen mijn schouder. 
‘Meisje! Je moet nu wakker worden!’ 
‘Huh...’ Ik knipper een paar keer met mijn ogen, maar veel zie ik niet. De ruimte waar ik me in bevind is helemaal donker. ‘Waar ben ik?’
Iemand naast me zucht, ‘je bent ontvoerd, of beter gezegd, gegijzeld.’
‘Hé? Gegijzeld?’
‘Ja, ik weet niet waarom jij hier zit, maar ik zit hier zodat de ontvoerders één miljoen losgeld aan mijn ouders kunnen vragen, inruil voor mij.’ Die "iemand" die naast mij zit heeft een zachte hoge stem, en is overduidelijk een meisje. Bij het woord ouders begint haar stem te trillen.
‘Maar wat als jouw ouders die één miljoen niet hebben?’
Het meisje haalt onzeker haar schouders op, ‘Dat is ook het hele probleem, mijn ouders hebben dat geld helemaal niet. Mijn vader is directeur van een belangrijk bedrijf, en verdient inderdaad aardig wat geld, maar één miljoen? Dan zou hij het huis moeten verkopen, en dat binnen een week.’
‘Hoelang zit je hier dan al? En waarom nemen ze dan niet een rijkere man? Dan kunnen ze ook nog meer vragen!’ 
Het meisje lacht even om mijn vele vragen, ‘Ik zit hier al 7 dagen, het geld moet dus vandaag wel binnen komen, anders…’ Het meisje haalt even diep adem, ‘En ze nemen mijn vader omdat hij al jarenlang een grote concurrent is voor het bedrijf van de gijzelaar.’
‘Jeetje, je leven hangt echt op een draadje…’
Het meisje zucht diep, ‘Ik weet het…’
Opeens schiet me weer een vraag te binnen, de zoveelste. ‘Waarom gilde je zo? Ik zat in de dienst en toen hoorde ik iemand gillen en gebonkt van boven, daarom ben ik hier ook naartoe gekomen…’
‘Wat?! Ik dacht dat je ontvoerd was… Shit, ik weet zeker dat…’
‘Wat weet je zeker?’ Ongemakkelijk schuif ik heen en weer over de harde planken waar we op zitten vast gebonden. Ik wou dat ik inderdaad nooit naar boven was gegaan, ik was weer eens te impulsief. Alsof ik als meisje kan vechten tegen een paar sterke gijzelaars.
‘Jouw ouders…’ Haar stem hapert even, ‘Jouw ouders hebben waarschijnlijk geen één miljoen, tenminste, dat neem ik aan. Dus ze hebben niks om aan jouw ouders te vragen, maar ze moeten je wel weg hebben, anders kunnen hun opgepakt worden. Dus waarschijnlijk…’ Haar blauwe ogen kijken me doordringend aan.
En dan valt het kwartje, ze moeten mij weg hebben, dus vermoorden ze me sowieso.
Ik zucht diep en leun achterover, en vervloek mezelf omdat ik ben wezen kijken. Als ik niet was wezen kijken had ik nog een gelukkig leven gehad, een random tiener die elke dag met een chagrijnig gezicht naar school zou gaan. Later ging studeren om vervolgens een baan te zoeken. En misschien trouwen, en wie weet kinderen… En omdat ik deze beslissing heb gemaakt is mijn toekomst verziekt?
Ik wil nog vragen waarom ze nou gilde, maar net als ik mijn mond open doe onderbreekt ze me, ‘shht, er komen mensen aan.’
Ik knik en leun achterover, gespannen knijp ik mijn hand tot een vuist. Een deur gaat open en een forse man verschijnt in de deuropening, achter hem staat nog een andere man.
‘Maak ze maar los.’
De man loopt uit de deuropening, haalt een mes tevoorschijn –wat er voor zorgt dat ik even achteruit deins- en maakt de touwen los.
‘Waag het om weg te lopen’ sist de andere man, en hij haalt een pistool tevoorschijn.
 Met knikkende knieën loop ik achter het andere meisje aan, en volg de gijzelaars. Ze leiden ons uit de kamer, en we moeten nog een trap beklimmen, waardoor we nog hoger in de toren komen. 
Als we helemaal boven zijn worden onze handen weer aan elkaar gebonden, maar tot mijn grote verbazing word ik richting het raam geduwd, en het meisje wordt stevig vastgehouden.
Wat gaat er nu gebeuren? Alsof mijn instinct het al aanvoelt besef ik dat dit best mijn laatste paar minuten kunnen zijn.
‘Goed, jij, hoe je ook mag heten, moet uit het raam springen, als je dat niet binnen één minuut duurt wordt dit meisje ook vermoord.’ De man duwt me nog een stukje dichter naar het raam aan, en schuift hem open.
Mijn hart begint wild te kloppen, en paniek dringt mijn lichaam binnen. Gehypnotiseerd staar ik naar beneden, dat echt heel ver weg is. Zo’n sprong overleef ik nooit. Maar als ik niet spring gaan we er beiden aan. 
Ik onderdruk de neiging om te gaan gillen, dit is zo afschuwelijk. 
‘Je hebt nog maar een half minuutje…’
Zwetend ga ik op het venster zitten van het raam, ik sluit mijn ogen en probeer het ruizen van de wind in mij op te nemen. Ik moet nu springen…
En ik spring, mijn einde…

Schrijfcompetitie!        [BEZIG]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu