Zodra ik de ijskoude vloeistof tegen mijn wang voel en ik Enya's veroordelende blik op me voel branden, heb ik spijt van alle levenskeuzes die me hier gebracht hebben. Dit is niet hoe je een oorlog voorkomt - dit is hoe je er een begint. De hele zaal weet het. Iedereen die hier kwam voor de illusie van vrede, houdt zijn adem in.
Het meisje is niet een van hen. Zwaar ademend kijkt ze naar me op, haar kiezen stevig op elkaar geklemd, maar haar tanden ontbloot. Hoewel haar blik die van een feniks is, ontbreekt ieder spoor van de elegantie die je daarbij zou verwachten. Ze hijgt, ze gromt, en haar gekromde vingers verraden dat ze niets liever wil dan me naar de keel vliegen. Het is de houding van een jager, een strijder, die zich grauwend opmaakt voor de volgende aanval.
Zover zal het nooit komen. Een seconde van stilte gaat voorbij, waarin ik alleen naar het meisje kan kijken, en dan komt de wereld om ons heen weer tot leven. Achter me klinkt het geluid van schuivende stoelen. Ik hoef me niet om te draaien om te weten dat het mijn broers zijn, die met hun handen op hun wapens in actie komen. Het meisje vroeg om een oorlog, en dit zijn de mannen die haar die kunnen geven - een oorlog die ik in alles wat ik gedaan heb, heb proberen te voorkomen.
Ik heb mijn hand al in de lucht gestoken voordat ik erover heb nagedacht - ongetwijfeld nog iets waar ik op een later tijdstip een minachtende preek van Enya voor kan verwachten. Onmiddellijk verstomd het gerommel achter me, en keert de gespannen stilte terug. Een heel klein beetje tevredenheid gloeit in me op, terwijl ik met mijn andere hand het koude speeksel van het meisje van mijn gezicht veeg. Ik kan hele menigten stil krijgen met hetzelfde simpele gebaar, tijdens de ceremonies op belangrijke feestdagen in Phoinix. Maar het is altijd een levende stilte: vol gerommel, geschuifel en af en toe de stemmen van mijn broers en zussen, die vinden dat er andere regels gelden voor hen. Hier en nu is de stilte anders, respectvoller, gewichtiger - alsof niet ik, maar Roy de wereld het zwijgen heeft opgelegd. Meer dan gisteren, op mijn dag, voel ik me de baas. "Laat mij dit regelen." Mijn poging om met net zoveel gezag te spreken als mijn oudste broer mislukt. De woorden verlaten mijn mond te haastig, te hees, te haperend. Een deel van de stilte verdwijnt. Ik klem mijn kiezen op elkaar en probeer het te negeren. Ik krijg geen tweede kans om dit op te lossen. "Caldera, Mishan, ik wil een proces." Zonder het meisje voor me uit het oog te verliezen, werp ik een blik op mijn één na jongste zusje, die met een gladgestreken gezicht naar me knikt, zich tot haar zielsverwant wendt en opstaat. Als ik terugkijk naar het watermeisje, meen ik voor één moment iets van angst door haar ogen te zien flitsen. "Je gaat met ons mee."
Zo snel als haar angst verscheen, zo snel is het alweer verdwenen. Het watermeisje rolt met haar ogen en werpt me een spottende blik toe. "Donder toch op," bijt ze me toe, waarna ze haar bruine krullen over haar schouder zwiept en aanstalten maakt om weg te lopen.
"Je gaat met ons mee," herhaal ik, harder dit keer. Het kost me aanzienlijk meer moeite dan ik zou willen om mijn stem stabiel te houden, maar het meisje bevriest bij mijn toon. Vlug werp ik een blik op Enya, in de wetenschap dat zij mijn smeekbede zal herkennen zonder dat ik er voor de ogen van alle clans voor op mijn knieën moet. Ik heb zelf geen soldaten onder mijn commando. Ik zou de garde kunnen commanderen, zeker, en waarschijnlijk zouden ze luisteren, maar zonder de goedkeuring van een van de daadwerkelijke legerleiders zou mijn stunt hier een heel naar staartje kunnen krijgen. Op Cinaéds steun hoef ik sowieso niet te rekenen, noch op die van Flint - niet nu ik hun gouden kans voor een nieuwe oorlog aan het ruïneren ben. Hoewel ik er vrij zeker van ben dat Enya me hier later voor zal vernederen, of in ieder geval een enorme gunst van me terug verwacht, is haar steun mijn beste kans.
JE LEEST
A Song of Purple Summer
Fantasy"And all shall know the wonder I will sing a song of purple summer" *** Het zwarte, verschrompelde gezicht van de man zag eruit alsof het wilde schreeuwen, maar op het geknetter van de vlammen na, was het doodstil. Misschien had hij ons uit willen s...