Hoofdstuk 27: Troon

35 4 119
                                    

"Roy

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

"Roy." Haastig klap ik mijn boek dicht en kom overeind, als me te binnen schiet wat Nessa vanmorgen eigenlijk precies gezegd heeft, waar mijn oudste broer bij stond.

"Wat?" Nessa kijkt verward op. Haar blik schiet naar de gesloten deur van mijn kamer en dan naar mij. Het meisje fronst en werpt me een afwachtende blik toe.

"Je hebt Roy je excuses nog niet aangeboden," leg ik uit. Onrustig begin ik door mijn kamer te ijsberen. Er zijn zoveel andere dingen gebeurd vandaag, dat ik simpelweg niet meer heb stilgestaan bij de inhoud van haar woorden - de inhoud die iedereen gehoord heeft. Een middag vol excuses later, is het nog altijd niet klaar.

Nessa's gezicht betrekt onmiddellijk. "Moet dat ook nog?" bromt ze, met een glimp van ergernis in haar stem.

Ik kom tot stilstand en staar haar ongelovig aan. "Weet je wel wat je over hem gezegd hebt?"

Even zwijgt ze, maar dan haalt ze haar schouders op. "Niet echt," antwoordt ze simpelweg, alsof ze de ernst van de situatie niet inziet. Ze zou zich zorgen moeten maken. Ze zou bang moeten zijn. Maar Nessa's blik is meer geërgerd dan ernstig.

Ik haal diep adem in een poging mezelf te kalmeren, maar het lijkt de hitte die zich in mijn lichaam verzameld enkel aan te wakkeren. "Je hebt hem beledigd waar hij bij stond, Nessa," snauw ik het meisje toe, scherper dan mijn bedoeling was, "daar kom je echt niet zomaar mee weg."

Weer zwijgt het meisje, terwijl ze één van haar losgeraakte krullen rond haar vingers draait. De ergernis smelt van haar gezicht af, om plaats te maken voor een veel gepastere spanning. "Nee, ik bedoel..." stamelt ze opgelaten. "Ik kon wel raden dat het een belediging was, maar ik heb echt geen idee wat ik vanochtend gezegd heb." Ze schraapt haar keel en ontwijkt mijn blik door ineens heel geïnteresseerd naar de grond te kijken, waar ze onrustig cirkeltjes tekent met haar voet.

Fronsend staar ik naar haar. "Je hebt de Dag van de Brandende Zee 'een heleboel dramatisch vuur' genoemd, en 'een laffe manier van vechten'," herhaal ik haar woorden zachtjes. De woorden uitspreken is genoeg om een rilling over mijn rug te laten lopen. Het is niet eerlijk - hoewel het Cinaéd was die ze tegensprak, hadden haar woorden mijn oudste broer als doelwit. "Je hebt geen idee hoeveel die dag Roy gekost heeft," snauw ik haar toe. Dat is het deel dat iedereen telkens lijkt te vergeten. Iedereen die over Roy's legende praat, praat over zijn macht. Ze praten over hoe sterk hij is, hoe statig hij op de kust stond, over hoe groot zijn vuur was. Ze laten het altijd klinken alsof het makkelijk was - alsof Roy zich aan het einde van die dag simpelweg omgedraaid had en gestopt was, om zich bij de aanval op het paleis te voegen. Niemand heeft het er ooit over dat hij na zonsondergang in elkaar gezakt was en hij een paar dagen later pas weer wakker was geworden. Niemand benoemt ooit dat het maanden had geduurd voordat hij voldoende hersteld was om zijn boog te kunnen schieten. Niemand luistert ooit naar de volledige versie van het verhaal - ze zien enkel de vlammen en de zee en de man die ze samenbracht. Ik heb gezien wat hij deed. Niets daaraan was laf.

A Song of Purple SummerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu