Hoofdstuk 29: Littekens

33 4 88
                                    

"Als je nu gaat zeggen dat er nog iemand is aan wie ik mijn excuses moet gaan aanbieden, ga ik overgeven

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

"Als je nu gaat zeggen dat er nog iemand is aan wie ik mijn excuses moet gaan aanbieden, ga ik overgeven." Nessa’s stem beeft, ook al probeert ze duidelijk luchtig te klinken. Ergens is het een opluchting: het idee dat de zweepslagen haar wel degelijk iets gedaan hebben, maakt dat ik me een klein beetje minder zwak voel naast haar.

Ik schud mijn hoofd en houd mijn pas in, zodat ze me makkelijker bij kan houden, en neem haar zwijgend in me op. Nog altijd lijkt ze ijzersterk. Haar haren zijn voor een groot deel losgeraakt en sinds ze de chiton zelf weer heeft aangedaan, zit hij scheef. In haar ogen fonkelt iets wilds, iets machtigs - alsof de goden haar kracht gegeven hebben en ze hen recht in hun gezicht uitlacht, bitter maar moedig, of misschien gewoon stom. De slagen waren bedoeld om haar te temmen, maar ze hebben enkel haar klauwen gescherpt.

Dat betekent niet dat ze geen pijn heeft. Hoewel ze met opeengeklemde kaken en grote passen verder stapt, betrekt haar gezicht bij iedere beweging - één moment maar, voordat ze het verbeten weer in de plooi trekt. Haar ademhaling is oppervlakkig en hees en haar ogen nog altijd betraand, ondanks haar verwoede pogingen om haar wangen af te vegen.

Ik sluit mijn ogen en haal diep adem. Eenmaal buiten de troonzaal, weg van de priemende blikken van mijn broers en zussen, lukt het me eindelijk weer om naar mijn bonzende hartslag te luisteren en de warmte onder mijn huid te voelen, zonder erdoor overweldigd te raken. Terwijl ik langzaam uitadem, laat ik een klein beetje van de spanning los. Als de hitte zich terugtrekt uit mijn handen, bied ik Nessa mijn arm aan. "Gaat het wel?"

"Ja hoor." Ik verwacht niet dat ze mijn arm aan zal pakken - eerder dat ze me negeert om koppig door te stappen - maar ze doet het wel. Als haar koude vingers zich om mijn arm sluiten en ik het instinct om mijn arm onmiddellijk weer weg te trekken weet te onderdrukken, voel ik haar vingers trillen.

Ik werp haar een sceptische blik toe, maar ga niet tegen haar in. In plaats daarvan pak ik haar iets steviger vast, geef haar meer steun, terwijl ik haar terug naar mijn kamer leid. Eenmaal daar laat ik haar voorzichtig los en begin de kasten op mijn kamer en in mijn tempel te doorzoeken naar iets dat als verband kan dienen. Als ik met een lang stuk stof terugkom, staat Nessa met gesloten ogen in het midden van mijn kamer, met haar trillende handen tot vuisten gebald en haar gezicht verwrongen tot een pijnlijke frons. “Nessa?” begin ik zacht. "Kun je je weer uitkleden?"

Ze kijkt verschrikt op bij het horen van mijn stem en deinst onmiddellijk achteruit, waarbij haar gezicht betrekt en ze ineenkrimpt van de pijn, maar dan herpakt ze zich. Ze fronst, maar gehoorzaamd dan wel. "Weet je het zeker?" vraagt ze, met een blik op de stof in mijn handen.

Natuurlijk niet - sinds zij hier is, lijkt ‘de juiste beslissing’ niet meer te bestaan. Wat ik hoor te doen, voelt niet langer goed. Ik zou haar moeten laten bloeden. Iedere beweging die ze maakt, iedere keer dat haar chiton haar rug raakt, hoort pijn te doen. Als de wond geïnfecteerd zou raken, zou het enkel een toevoeging zijn aan haar straf. Dit is wat ze verdiend heeft voor haar gedrag vanmorgen. Ik zou haar verder gewoon moeten negeren en pas weer opmerken als er iets te bevelen valt - maar dat lukt me niet. Ik wil niet dat het meisje nog meer pijn lijdt. De zweepslagen die ze van Roy heeft gekregen waren er meer dan ik haar gunde, veel meer, veel harder. Het is genoeg geweest. Maar dat zeg ik niet. "Je bloedt heel mijn vloer onder,” brom ik alleen maar, me verschuilend achter een zo stellig mogelijke toon. “Ga zitten."

A Song of Purple SummerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu