Hoofdstuk 7 - griefing

273 18 3
                                    

Susan

Ik ben niet zwak. Ik ben niet zwak. Nadat Ed mijn kamer was binnen gestormd en het nieuws vertelde zakte ik -alweer- in elkaar. Dokter Cornelius heeft me onderzocht en heeft geconstateerd dat ik geestelijk niet in orde ben, alsof dat al niet duidelijk was! Ik val om het kleinste beetje slechte nieuws flauw. Vroeger voor Hades had ik gelachen om het nieuws en gezegd dat we ze wel aankonden. Maar nu, ik ben veranderd. Lucy zei dat ze het ook zag aan me; "Je ogen stralen niet meer zoals ze eerst deden Susan. Je lacht minder en komt minder vaak buiten. Je sluit je op in je kamer en wil door niemand gestoord worden behalve Door Caspian. Je bent niet meer de Suus die ik kende"
Dat vertelde ze me. Ik schrok wel. Ik bedoel als iemand je zo ziet veranderen. Hoe moet ik mezelf nu bij elkaar rapen. Nu ze echt dood zijn?
Ik lig op een sofa in mijn kamer, in de zalmroze jurk die ik gewenst heb met het toverpoeder.
Het toverpoeder! Daarmee kan ik Caspian en Peter terug wensen. Ik sta op en loop naar mijn nachtkastje en haal het poeder uit het laatje. Ik open het zakje en haal er wat poeder uit. Het poeder voelt heerlijk zacht aan onder mijn huid, alsof zand en veren samen één zijn geworden. Ik adem diep in en uit. Zeg de wens voor in mij hoofd. Dan strooi ik het poeder uit en zeg; "Ik wens Peter en Caspian voor mij hier te verschijnen" Het poeder komt op de grond neer en begint te gloeien. Ik hou mijn adem in. Het poeder straalt fel licht uit en vervormt.
Mijn wens komt uit. Want voor me liggen Peter en Caspian, met hun ogen gesloten en vol met littekens en wonden.

Ik hou het nu niet meer. Ik laat me op mijn knieën vallen. Stille tranen gaan over in geschreeuw. Ik schreeuw hun namen. Ze kunnen, nee mogen niet dood zijn! Het mag niet...
Dan wordt ik opgetild. "Susan" Door mijn betraande ogen kan ik net zijn gezicht onderscheiden. Het is Edmund. Hij gaat op mijn bed zitten en drukt me tegen zich aan. "Schreeuw maar" zegt hij. "Gooi alles er uit. Alles van de afgelopen anderhalf jaar. Alles wat je hebt meegemaakt" En dat doe ik ook. Ik gil heel Cair Paravel bij elkaar. Al mijn opgekropte woede en verdriet. Alles wat me zwak maakte gooi ik eruit. Na ik weet niet hoelang stopt het geschreeuw. Mijn keel is droog en doet zeer. Mijn ogen ook. Ik kan geen tranen meer laten en dat is mooi ook. Want voor nu heb ik besloten ga ik niet meer huilen. Ik moet sterk zijn voor mezelf en mijn familie en mijn kind.
Caspians kind. De troonopvolger van Narnia. Mijn hand glijdt naar mijn buik. Ed die zijn tranen wegveegt ziet het het en legt zijn grote hand erover heen. "Suus ik zweer bij Aslan zijn manen dat ik jouw kind zal beschermen!" Ik kijk hem aan. Mijn kleine grote broertje. Hij is gegroeid en knapper geworden zie ik nu. Een echte man en niet meer dat kleine jongetje van onze eerste keer in Narnia. "Dat weet ik toch. Ik weet dat je dat zult doen Ed" zeg ik en kan het niet laten om door zijn haar te woelen. Hij glimlacht verdrietig. Ik glij van zijn schoot af en zijn armen laten me los. "Ik kom zo" zeg ik als hij opstaat. "Ik wil nog bidden tot Aslan om degene die me dierbaar zijn en ik ben verloren" Hij knikt begrijpend en verlaat de kamer zonder nog een woord te zeggen. Ook Edmund zal tijd nodig hebben om over zijn broers te rouwen.

Narnia; Dark loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu