Hoofdstuk 14 - Edmund

238 20 2
                                    

Edmund

Ik ren door de gang opzoek naar Lucy. Ze weet het nog niet van Susan.. en ik moet het haar nu weer gaan vertellen. Peter en Caspian weg.. Susan nu ook weg. Lucy trekt dat niet. Ik open de deur naar de troonzaal en daar voor het grote raam achter onze tronen staar Lucy. Ze heeft haar rug naar me toe kijkt naar buiten. Zachtjes sluit ik de deur en loop naar haar toe. Als ik de trap van de tronen op wil klimmen draait ze zich om. Haar ogen zijn rood van het huilen. Ze weet het! "Luus"
"Susan is weg!" Snikt ze. "Hoe kon ze zomaar weg gaan!"
"Luus" zeg ik sussend. Ik sla mijn armen om haar heen. "Aslan heeft haar weggestuurd!" Roept Lucy nu kwaad. Wat? Ik knipper verbaasd met mijn ogen. "Aslan? Nee Lucy dat zou hij nooit doen!" Ze duwt zich zelf uit mijn armen. "Jawel! Hij heeft het gedaan! En Peter en Caspian zijn al 4 maanden weg. We kunnen niet iedereen verliezen! Susan was zwanger bij Aslans manen!" Dikke tranen rollen over haar wangen. "Dochter van Eva! Zoon van Adam!" Dondert het opeens door de troonzaal. Ik draai naar de deur en daar staat Aslan in volle glorie.
Ik laat mezelf op mijn knieën vallen en buig mijn hoofd. Lucy dood het zelfde. "Vader" zeg ik. "Lucy" begint hij en loopt op haar af. "Susan is niet weg door mij. Ik heb haar niet weggestuurd. Dat deed Luan. En hij zal boeten voor wat hij heeft gedaan!" Gromt Aslan. "Ik zal Susan terug brengen. En Peter en Caspian zullen snel weer in jullie midden zijn" dan lacht hij en zegt;"doen jullie je oren maar dicht" hij opent zijn bek en brult. Zo hard dat heel Cair Paravel trilt. En daar op de grond, in het midden van de troonzaal verschijnt een wazige schim. Die wordt steeds helderder en krijgt vorm. Susan. Ze ligt op haar zij, haar lange zwarte haren voor haar gezicht. De armen langs haar hoofd. Maar ze is niet dood. Ze leeft.

Susan

Het zwart waarin ik mij bevindt trekt op. Het wordt steeds lichter en dan. O. Ik voel dat ik op de vloer van de troonzaal lig. Glad en vlak is die vloer. Mijn ogen open ik voorzichtig. Zodat ik net erdoor heen kan kijken. Voor de trap naar de tronen zitten Edmund en Lucy op hun knieën, hoofden gebogen. Aslan staat naast hun. Hij zegt wat en dan kijken ze op. Lucy geeft een gil en rent op me af. Al snel voel ik twee paar armen om mijn nek. Maar wat ik me opeens bedenk. Mijn kind! Mijn handen vliegen als vanzelf naar mijn buik.
Opgelucht haal ik adem als ik voel hoe bol mijn buik is.
Lucy snikt in mijn haar. Edmund is naast me gaan zitten en strijkt door mijn haar.
Ik ben thuis.
In Narnia.

Narnia; Dark loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu