Hoofdstuk 12 - A dream?

215 18 2
                                    

Susan

Moe open ik mijn ogen. Het bed naast me is leeg. Natuurlijk. Caspian, hij is nog niet thuis. Ik wrijf in mijn ogen en kom moeizaam overeind. Zodra mijn ogen gewend zijn aan het schemer donker zie ik dat dit niet mijn kamer in Cair Paravel is. Het lijkt op mijn ouders slaapkamer in Finsely. "Susan?" De deur kraakt en schiet dan open. Ik ga snel rechtop zitten. Een man met blond haar en groene ogen staat in de deuropening. "Lieverd de kinderen vragen waar je blijft. Peter wil niet eten zonder jouw erbij en Lucy wil haar drinkbeker" Wat? "Lieverd? Voel je je wel goed?" De man komt naar het bed toe gelopen en gaat op de rand zitten. Hij kijkt me aan en voelt dan mijn voorhoofd. "Geen koorts" mompelt hij. "Nee" zeg ik en haal zijn hand van mijn hoofd. "En noem me geen lieverd. Ik ben niet jouw vrouw. Caspian is mijn man" De man kijkt me verbaasd aan en begint dan te lachen. "Heb je weer over Narnia gedroomd? Susan. Dat was kinderfantasie. Jij en je broers en zus verzonnen dat"
"Nee" zeg ik. "Het is echt. Ik ben getrouwd met Caspian en ik krijg zijn kind!" Ik knijp mezelf maar ik voel pijn. Het is echt! "Nee Susan" zegt de man rustig. "Ik ben je man. Henry King. En Peter en Lucy zijn onze kinderen"
"Peter en Lucy?" Mijn stem beeft. "Vernoemd naar mijn broer en zus?" Henry zucht en gaat met zijn hand door mijn haar. "Alletwee je broers. Peter William Edmund King en Lucy Helen jill King. Omdat je broers en zus omgekomen zijn. Weet je nog? Bij het trein ongeluk. 8 jaar geleden" Hij blijft me aankijken, wacht op mijn reactie. Maar die heb ik niet. Dikke hete tranen rollen over mijn wangen. Was alles dan nep? Was het allemaal dan een droom? Maar dat kan niet. Narnia is echt. Aslan en Caspian waren echt. Ik onderdruk een snik en laat mezelf weer terug onder de dekens zakken. "Ik kom zo" fluister ik. "Ik, ik weet het weer. Alleen-" Een luide snik komt omhoog en mijn hele lichaam begint te trillen. Tranen rollen over mijn wangen en ik wil gaan gillen. Henry geeft me een kus op mijn slaap, dekt me dan toe en loopt stilletjes weg. Hij laat me alleen. Als de deur dicht is, kruip ik helemaal onder de dekens en vouw mijn handen. "Aslan! Vader!" Bid ik. "Dit kan niet echt zijn. Dit moet een droom zijn. Peter, Edmund en Lucy zijn niet dood en ik ben Caspian zijn vrouw. Ik ben zwanger van zijn kind. U zei het zelf. U zei dat Peter en ik mochten blijven. U zei dat we in Narnia mochten blijven wonen!" Ik open mijn ogen weer en ik voel mijn lichaam beven. Mijn mond opent zich en ik begin te schreeuwen. Ik schreeuw om Aslan. Om Caspian, Peter, Edmund en Lucy. Dit is niet echt. Maar hoevaak ik mijn ogen open en dicht doe. Elke keer ben ik in de kamer en in het bed waar ik niet thuis hoor. Ik ben verloren. Narnia is weg. Voorgoed.

Narnia; Dark loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu