Hoofdstuk 15 - 8 months

249 22 3
                                    

Susan

Een maand is voorbij gevlogen. Aslan verdween nadat hij mij weer thuis had gebracht. Maar Peter en Caspian zijn nog steeds niet thuis. Het enige wat ik kan doen is hoop houden. Doordat Aslan zei dat ze weer snel thuis zouden komen. Nog een maand en dan zal ik een kind baren. En Caspian moet erbij zijn! Alleen kan ik het niet. Nu het bijna zover is wordt ik steeds zenuwachtiger. Edmund heeft eigenhandig een wiegje gemaakt. Van eikenhout en hij heeft de tekst van Peters zwaard erin gekerfd;"Als Aslan zijn zijn tanden ontbloot gaat de winter dood en wanneer hij zijn manen schudt komt de lente terug" Ik glij met mijn hand over de rand van de wieg. Ik voel een kleine beweging onder mijn andere hand die op mijn dikke buik ligt. Hij schopt!
Ik denk in ieder geval dat het een hij is. Ik laat me in de zachte stoel voor het raam zakken. Hij schopt weer. "Mis jij papa ook?" Vraag ik zachtjes. En streel met mijn handen mijn buik.

Caspian

Als Peter de sleutels uit zijn zak haalt wil ik schreeuwen van blijdschap! We kunnen ontsnappen. Peter kruipt naar me toe en zoekt een kleine sleutel uit die hij in het slot van mijn boeien stopt. Hij draait en met een kleine klik vallen de boeien af. Ik draai mijn polsen rond. Ze bonken en zijn rood. "En nu maken we dat we wegkomen" zegt Peter. "Ik wil naar huis" Ik knik. Ik help Peter opstaan en sla zijn arm om mijn nek zodat hij op me steunt. We lopen naar de deur. Nou ja Peter strompelt. Hij kijkt zo aandachtig mogelijk naar het slot. Ook al is het donker weet hij nog welke sleutel erin past. De deur opent met een geknars. En ik kijk om de hoek van de deur als er iemand is. Niemand. De gang is verlaten. "Welke kant?!" Sis ik naar Peter. "Links" fluistert hij. "Toen ik hierheen werdt gedragen zag ik waar de uitgang was" Ik geef een knik met mijn hoofd en we beginnen te lopen. Of rennen. We lopen snel. Als we de gang uit zijn komen we bij een trap. "Die moeten we op" zegt Peter. "Volgens mij is de deur straks aan de rechterkant de wapenkamer"
"Oké" zeg ik zacht en ik trek hem mee de trap op. Ik blijf aandachtig luisteren en om me heen kijken als ik iemand zie. Maar er is echt niemand. Als we de trap op zijn gaan we naar rechts, daar staat een deur open. En inderdaad. Het is de wapenkamer. Op een plank ligt Peters zwaard en in een hoek tegen de muur staat de mijne. Als ik het vertrouwde zwaard in zijn drager laat glijden, laat ik een zucht van opluchting. Ik voel me nu niet meer zo kwetsbaar want nu kan ik terug vechten. "Als we de kamer uitkomen moeten we naar links en dan komen we bij de poort die naar buiten leidt" fluistert Peter. Oké gebaar ik. Nu beginnen we echt te rennen en onze voetstappen weerklinken in de holle gang. We zijn gemakkelijk snel bij de poort, die open blijkt te zijn. We gaan snel erdoor heen en dan staan we na vier maanden weer buiten. De lucht is koud en je kan de herfst ruiken. Ik snuif blij de geur op. Maar Peter trekt me dit keer mee richting de stallen. Destier! Bedenk ik me opeens. Zou hij nog leven? We lopen de stallen in en in een stal helemaal achterin staan Destier en Peter paard Wolf. We maken ze grinnikend los en trekken ze mee de stallen uit. Nadat we het binnenhof verlaten hebben springen we in de zadels en galopperen naar Cair Paravel.
Naar huis.

Narnia; Dark loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu