Hoofdstuk 25 - Darius

235 17 4
                                    

Susan

De volgende ochtend zijn we allemaal vroeg wakker. Voor zonsopgang moeten we bij de tempel van Aslan zijn. Niet dat ik geslapen heb. Ik heb mijn vechttennue nog steeds aan en mijn haar zit nog precies het zelfde. Ik zet mijn kroon recht en pak mijn wapens. Mijn boog, pijlen, dolk en hoorn. "Susan" zegt Caspian. Ik draai me om naar hem. Hij staat bij de deur met vermoeide ogen naar me te kijken. Zijn blik is oud maar zijn lichaam is jong. Als dit allemaal voorbij is zal hij zich pas weer goed voelen. Ik sta op van mijn kaptafel en loop naar Caspian toe. Hij neemt me in zijn armen en trekt me tegen zich aan, alsof het de laatste keer is. "Als we Darius terug hebben en Luan verslagen is kan ik je een echt leven bieden. Ik weet dat de laatste twee jaar voor jou anders hadden moeten zijn Susan. Je mocht in Narnia blijven, bij mij en toch gebeurde jouw al die nare dingen. Daarom maken we er vandaag een eind aan" zegt hij moedig. De tranen staan in mijn ogen en ik zoen hem vol passie. "Dat weet ik en ookal waren het twee verschrikkelijke jaren Caspian. Ik heb jouw. Door jouw sloeg ik me erdoor heen. Ik moest groeien in mijn geloof voor vader en dat heb ik nu" zeg ik als ik van hem terug trek. Hij glimlacht verdrietig en we houden elkaar nog steeds stevig vast totdat er op de deur geklopt wordt. Ed doet de deur open. "Het is tijd" zegt hij alleen maar. Caspian en ik knikken. Hand in hand lopen we de trap af naar beneden, met Edmund achter ons. Beneden staan Lucy en Peter al. Met elkaar lopen we naar buiten waar het leger klaar staat. We stijgen op onze paarden en ik blaas op mijn hoorn. Dan met luid geschreeuw vertrekken we van Cair Paravel naar Aslans tempel.

Capian

Na een tijd gaan we langzamer rijden. Peter en Ed voorop. Lucy daarachter en dan komen Suus en ik. Ze heeft de hele weg niks meer gezegd, haar gedachten zijn bij Darius, dat kan ik aan haar zien. Als we bij Aslans tempel zijn, verstopt het leger zich samen met Peter en Edmund in het bos daarachter. Susan en Lucy stijgen af en ik rij nog een stukje voordat ik ook afstijg. Ik bind de paarden aan een boom en dan is het wachten.

Een een kwartier komt de zon op en wat uren lijkt te duren gebeurt; uit de bomen aan de andere kant van het open veld komt Luan met zijn leger. Midden op het veld staat hij stil. Het is tijd. Ik pak de handen van Lucy en Susan en beginnen naar Luan toe te lopen. Voor we bij hem zijn staat Susan stil. Ze draait zich naar me op en zoent me snel en stevig. "Ik hou van je" fluistert ze in mijn oor. "Ik ook van jouw" zeg ik zacht terug. Lucy lacht zwakjes naar ons. Ookal weet ze dat het goed komt, ze is nog wel bang. Dan lopen we weer verder en zijn we bij hem. "Een goede keus zoon van Adam" zegt hij. Hij gromt en er stapt een heks naar voren. In haar armen draagt ze een spartelend buideltje. Hij draagt nog steeds de witte doek met het gouden lint er omheen, maar het wit heeft plaatsgemaakt voor aarde en modder. Darius zet het op een huilen en Susan steekt snel haar armen uit. Maar de heks loopt haar voorbij en geeft Darius aan mij. Ik haal de doeken iets uit zijn gezichtje en ga met mijn vinger over zijn zachte rode wangetjes. Het gaat goed met hem, ondanks het feit dat hij honger heeft. "En zoals afgesproken krijg ik de koninginnen" zegt Luan zodat ik uit mijn trance wakker wordt en hem weer aankijk. Susan en Lucy knikken. Suus lacht bemoedigend naar me en pakt dan Lucy haar hand. Samen lopen ze langs Luan heen en verdwijnen in het leger. Ik draai me om en begin terug te rennen naar de tempel. Achter me schalt een hoorn en de wezens schreeuwen woedend Aslan zijn naam. De oorlog om Narnia is begonnen

Narnia; Dark loveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu