8. Bekentenis

74 13 51
                                    

Het is vreemd hoe de dagen hier in elkaar zitten. Het zijn niet eens dagen. Een etmaal, dat was het woord dat Faelan gebruikte. Besef van tijd heb ik allang niet meer. Hoelang ik hier nu al ben, daar heb ik zelfs in de verste verte geen enkel idee van.

We hebben wat gerust, wat gegeten, zelfs een kleine siësta gedaan. Alles om extra krachten op te doen, zei Faelan. Waarom dan precies, daar bleef hij nogal vaag over. Dat het geen eitje zal worden, heeft onze aanvaring met de Draugen al bewezen.

Nietsziend staar ik in de verte en probeer alles te recapituleren wat ik heb gehoord.

"Dus, Qoppa is niet alleen de opperdraak, maar ook de brenger van licht en hoop?"

"Nog veel meer. Qoppa is licht en duisternis, leven en dood, hemel en aarde. Het evenwicht van alles in deze wereld. Qoppa weg, evenwicht weg." Faelan gebaart naar de duisternis op het land, die merkbaar dichterbij kruipt.

De omvang van dit gebeuren is me nu wel duidelijk, de druk op mijn schouders ook.

'Noa, Kind van de Andere Zijde en heerser over de Geest, zal verschijnen en het evenwicht herstellen.' Mooi is dat, ik heb geen flauw idee wat ik moet aanvangen.
Denk, Noa, denk! Met al je boekenwijsheid zou je nu toch wel ergens iéts nuttigs moeten kunnen bedenken? Had ik mijn boeken hier nu maar, dan had ik daar misschien wat in kunnen opzoeken.

Mijn blik valt op m'n tas, die ergens half verfrommeld wat van me af ligt. De schrik slaat me om het hart, het boek! Wij zijn ondertussen droog, maar ik heb helemaal niet meer aan het boek gedacht! Ik kreun inwendig, het is vast helemaal doorweekt en gegarandeerd een vodje...

Met stramme vingers trek ik de tas naar me toe en peuter de sluiting open. Een straaltje vuil water sijpelt langs de zijkant op het gras. Met dichtgeknepen ogen tast ik naar de inhoud, bang voor wat ik ga tegenkomen. Alles is koud en kleddernat: mijn kleren, schoenen en de geldbeugel die ik van m'n oma kreeg. Het notitieboekje dat ik overal meeneem plakt aaneen in rimpelige bobbels. Ik durf niet te denken aan de toestand van mijn telefoon en smartwatch, na al dat water.

Dan stoten mijn vingers tegen de hoek van iets wat stevig en verrassend warm aanvoelt. Mijn ogen vliegen open, ik slaak een kreet van verbazing als het boek in al zijn glorie en kurkdroog uit mijn tas tevoorschijn komt.

Faelan, gealarmeerd door mijn kreet, knikt me bemoedigend toe als hij ziet hoe mijn blik heen en weer gaat tussen het droge boek en mijn kletsnatte spullen, de tweestrijd tussen het willen zorg dragen voor mijn gerief en het verlangen om het boek te raadplegen duidelijk op m'n gezicht. "Ik zorg wel voor je materiaal."

Er is een pagina bijgekomen. Eentje met een pentekening van het Zwarte Spiegelmeer, de Cashapona en de Draugen, met z'n duizenden ogen en wiegende golven.
Draugen [drauxē(n)]: Alwetend ondood waterwezen. Wie het probeert te temmen wordt met geheugenverlies teruggevonden.

Alwetend, me hoela. Dat ding wist juist niks, alleen dat ie persé dat stukje Marisa wilde. Net een dom blondje dat alleen maar kan denken aan wat ze wil aantrekken. En geheugenverlies? Geen idee wat daarvan waar is, maar ik kan me in elk geval nog haarfijn voor de geest halen hoe kortaf de Draugen was geweest.

Met het boek open op een lege pagina, staar ik naar de Eothaoir. De sterke vermoedens van Faelan dat Qoppa zich daar bevindt, zijn logisch opgebouwd en voldoende gestaafd om waar te kunnen zijn. Stilzwijgend komt hij naast me zitten, met mijn spullen weer droog en netjes opgevouwen in zijn armen. Ik merk het amper, m'n hersenen werken op volle toeren.

Wist ik maar wat ik me bij die Qoppa moest voorstellen.

Vanuit een ooghoek trekt het boek mijn aandacht. Tot mijn verbazing verschijnt een tekening van de meest schitterende zwarte draak die ik ooit heb gezien. Niet dat ik er ooit al eentje in het echt heb gezien, maar als ik lees dan werkt m'n verbeelding op volle toeren en zo'n prachtige draak had ik zelf niet kunnen bedenken. Zijn schubben hebben een gouden glans, in de helgroene ogen zit een trotse, vurige blik.

Het besef raakt me als een mokerslag.
"Qoppa is de draak waar jij mee werkt," fluister ik.

Faelan sluit zijn ogen en knikt droevig. Na een diepe zucht antwoordt hij fluisterend: "We hadden onenigheid. Echt over wat stoms. Allebei te koppig om toe te geven... en nu bevindt hij zich in de handen van Scanlan." Met ingezakte schouders staart hij nietsziend naar de Trí Sigh.

Nadat ik een brok heb weggeslikt vraag ik hem zacht of hij me er meer over wil vertellen, hij richt zich half naar me toe, zijn ogen troebel. De drakenmeester zucht diep.

"Ik... het is moeilijk... ik heb het nog nooit volledig aan iemand verteld." Gepijnigd kijkt hij me aan, met een knik probeer ik hem aan te moedigen. Na nog een diepe ademteug steekt hij van wal.

"Het was een mooie voorjaarsavond na een drukke dag. Te druk, naar de zin van Qoppa. Hij wou de hele tijd spelen en gekke dingen doen en ik was alleen maar bezig geweest met hoe we zo vlot mogelijk de mensen konden helpen, omdat we daarna des te sneller alle tijd van de wereld zouden hebben om te spelen en te luieren.

Toen we die avond eindelijk klaar waren met ons werk, had Qoppa nog steeds energie voor tien terwijl ik net genoeg fut had om met een cider in mijn schommelstoel te gaan zitten. Ik... ik geef toe... Toen Qoppa de hele tijd zo energiek rond me zat te draaien, reageerde ik nogal gepikeerd vrees ik ..." Faelan zucht diep en staart in de verte. Het blijft stil en ik weet niet goed of er nu van me verwacht wordt dat ik er iets op zeg. Uiteindelijk besluit ik dan maar om mijn hand op zijn arm te leggen.

Hij kijkt me aan, zijn ogen triest. Z'n adem stokt even, daarna gaat hij uiteindelijk weer verder met de bibber in z'n stem.

"Dat nam Qoppa me niet bepaald in dank af. Ik werd verweten alleen maar aan mezelf te denken... dat... dat ik alleen maar werken kende en nooit eens wat leuks met hem wilde doen. Ik... van het ene woord kwam het andere en opeens hadden we knetterende ruzie. Na een hoop gebrul koos Qoppa ervoor om weg te vliegen." Weer zucht Faelan.

"Ik dacht dat hij 's anderendaags wel terug zou zijn, het was niet de eerste keer dat hij elders ging afkoelen. Hij kan nogal temperamentvol zijn, weet je." Een trieste glimlach speelt om zijn lippen. "Ik had moeten weten dat er iets mis was, halverwege die nacht was het ineens op slag een heel stuk stiller in het Boud. Alsof het hele Boud meteen wist dat Qoppa gevangen zit."

Ik knik begripvol en knijp even in z'n arm voor ik mijn hand weg haal.
"De natuur is wijzer dan we beseffen," beaam ik. "Hoe heb je dan de afwezigheid van Qoppa uitgelegd?" Faelan haalt zijn schouders op.
"Ik heb gezegd dat Qoppa in de val is gelopen tijdens één van zijn trainingsvluchten. Dat was schijnbaar voldoende."

Ik kijk weer naar het boek. Tijdens Faelans verhaal was een inzicht hardnekkig tegen een gesloten deur in een donker hoekje van mijn hersenen beginnen duwen. Nu ik er mijn volle aandacht aan kan geven, barst de deur eindelijk open en onthult een idee dat zó briljant is, dat ik er mijn ogen van dichtknijp.

Een klein monkellachje speelt om mijn lippen, terwijl ik het boek open op mijn schoot leg en me concentreer op één enkele vraag: 'Op welke berg moeten we Qoppa gaan zoeken?'

Ik adem diep in en durf haast niet te kijken. Door de spleetjes van mijn ogen zie ik iets zwarts schemeren op de verder lege pagina. Mijn ogen trek ik wijd open, als ik verbluft lees wat er staat.

 Mijn ogen trek ik wijd open, als ik verbluft lees wat er staat

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik grijns als een gek. Faelan kijkt me vreemd aan.
"Ik heb het! Het boek! Ik weet hoe we Qoppa kunnen vinden!"

QoppaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu