11. Holhoornen

47 10 40
                                    

Een angstaanjagend, hoog keelgeluid bezorgt me bijna een hartverzakking. Alle haartjes in mijn nek komen in een mum van tijd overeind en voor ik het weet staan ook m'n armen vol kippenvel. Ik besef het meteen: dit is niet goed. Dit is helemáál niet goed!

Voor me zie ik Faelan verstijven. Hij kettert met een asgrauw gezicht een vloek die ik liever niet luidop herhaal. Snel scan ik de omgeving. De open vlakte voor ons is echt wel ópen: geen boom, geen struik, geen rotsblok, helemaal niets! Daar ergens een schuilplaats zoeken mogen we dus wel vergeten.

Het schrikwekkende gejoel, aangevuld met woedende kreten, wordt zeker wel honderdvoudig versterkt door een echo die kaatst, tuimelt, mengt en weer aanscherpt tot je oren ervan gaan tuiten.

De kloof! Als we daar kunnen terugkeren, hebben we tenminste nog een béétje rugdekking! Een snelle blik over mijn schouder leert me dat dit helaas allang geen optie meer is. Sterker nog, de grijnzende smoelen die me aanstaren doen me vermoeden dat het nooit een optie is geweest en we gewoon netjes, als makke schapen in een zorgvuldig opgezette val zijn gelopen.

"Alle klapscheten nog aan toe," mompel ik verongelijkt, als ik besef dat de enige richting die we uit kunnen, het midden van de open vlakte is.

De drakenmeester komt een fractie van een seconde eerder tot dezelfde conclusie. Nog voor ik het goed en wel besef sleurt hij me aan de arm mee, terwijl hij maar verwensingen blijft mompelen. Even heb ik nog de hoop dat hij ergens een passage heeft gezien, die we nu uit alle macht proberen te bereiken. Die hoop vervliegt snel wanneer we halfweg de open vlakte slippend tot stilstand komen.

"Blijf dicht bij me," gromt Faelan, terwijl hij met een losse kei snel een cirkel op de stenige grond om ons heen kerft. Met grote ogen zie ik hoe middelgrote, leverkleurige wezens, rechtopstaand op bokkepoten, ons steeds meer insluiten. Meteen begrijp ik waar ze hun naam vandaan halen. Hun woedende tronie wordt nog meer geaccentueerd door de lange baarden en scherpe hoorns, die veelal gekruld zijn en glimmen alsof ze pas gepoetst zijn.

Pure horror overmant me als ik, door hun bogen en pijlen te zien, maar al te goed besef dat ik over niets, maar dan ook helemaal niéts beschik waarmee ik me tegenover deze menigte Holhoornen kan verdedigen.

De Pulta werkte uitstekend tegen de Serpentarius, maar zelfs al had ik wel nog bolletjes over gehad, tegen deze meute zou het zijn alsof je met een aardappelschilmesje een zwaardgevecht aangaat. Mijn handen bibberen tegen m'n bovenbenen, koud zweet breekt me uit. Ik overweeg mijn opties. Hier liggen eerst en vooral geen stenen genoeg om mee te gooien. Daarbovenop weet ik niet eens hoe ik aan een één op één gevecht zou moeten beginnen.

Ik beslis prompt om serieus aan mijn conditie en spieren te gaan werken, eens ik weer thuis ben. Als we hier ooit wegraken, tenminste...

Het gejoel wordt intenser en naarmate ze dichterbij komen, verandert ook de frequentie van het geluid. Ik huiver. Had ik nog geen kippenvel gehad, dan zou dat anders nu zeker het geval zijn geweest! Het lijken wel... oorlogskreten. Ik slik. Mijn keel voelt als schuurpapier.

Ik hoor Faelan achter mij van alles mompelen, terwijl ik niet anders kan dan als verlamd toekijken hoe de Holhoornen zich organiseren en hun bogen spannen om ons elk moment te bestoken met pijlen.

"Faelan?!" Mijn stem klinkt vreemd hoog. "Wat kan ik doen, wat moet ik doen? Ik kan niet - Auw!" Een vlammende pijn vlak boven mijn oor doet me ineenkrimpen. Wankel grijp ik naar de drakenmeester, in een poging mijn evenwicht te bewaren. Daarmee haal ik hem gelukkig niet uit zijn concentratie, integendeel. Hij lijkt nog vastbeslotener om af te maken met met wat dan ook hij mee bezig is.

Met het gooien van de scherpe steen die me net vol op het achterhoofd raakte, lijkt de aanval te zijn ingezet. De Holhoornen zetten een woeste krijgsdans in, rondom het punt waar we ons bevinden en komen steeds dichterbij. Ik zie talloze pijlen onze richting uit flitsen. In een reflex duik ik op m'n hurken en maak me zo klein mogelijk, mijn ogen stijf dicht geknepen.

QoppaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu