10. De Bokgordel

75 9 73
                                    

Faelan schiet meteen op me af, nog voor mijn lichaam de grond raakt.
Hij vloekt hartgrondig, maar ik hoor het allang niet meer.

📖 📗 📖

Als was het een bloemzak in zijn armen zeult de drakenmeester met Noa naar de relatieve beschutting van de dichtstbijzijnde rotsformatie. De sleepsporen worden steeds dieper tot hij uiteindelijk stilhoudt en het logge lichaam neerlegt. De wind waait er dan wel minder hard, ze huilt nog steeds ongenadig door alle spleten en kieren heen.

Faelans gezicht staat gespannen. Hij rommelt koortsachtig in zijn tas, tot hij het beu is en het hele ding gewoon omkiepert. Uit de stapel diept hij uiteindelijk een erg klein, doorzichtig en uiterst sierlijke flacon op. Het neigt naar een traanvorm met hier en daar wat verdikkingen op het glas, die op het eerste zicht naadloos lijken over te gaan in de vlamvormige stop.

Faelan heeft helemaal geen oog voor de schoonheid van dit uitzonderlijk fraaie flesje, het is de inhoud waar het hem om te doen is. Met zijn tanden rukt hij de stop er uit en spuwt het op de rest van de stapel. Hij blijft mompelen en druppelt wat van de wervelende oranje vloeistof met gouden randjes tussen de al lichtjes blauw gekleurde lippen.

Wanneer de eerste druppel van het brouwsel contact maakt, verandert de kleur voor een fractie van een seconde in fel stralend oranje om daarna meteen uit te doven.

"Kom op!"
Verwachtingsvol kijkt Faelan toe, op zoek naar enig teken van leven.

"Noa?!"

De wanhoop is tastbaar. Twijfelend kijkt hij opnieuw naar het flaconnetje, dat hij nog steeds in z'n hand houdt. Met gefronste wenkbrauwen druppelt hij nogmaals wat van de inhoud tussen de lippen, voor hij de stop er weer in ramt en op zijn knieën richting de donkere vlek op één van de benen van het lichaam schuifelt. Voorzichtig betast hij de plek en kijkt daarna naar zijn droge vingers. Op één of andere manier lijkt dat goed nieuws te zijn, te zien aan de manier waarop hij knikt.

"Noa?"

📖 📗 📖

Rood.
Het schijnsel dat door mijn gesloten oogleden binnendringt, kleurt rood.

Mijn eerste reactie is mijn ogen harder dichtknijpen, het licht dat op me schijnt irriteert me ergens.

"Noa."

Met mijn ogen nog steeds gesloten draai ik mijn hoofd in de richting van de stem. Het enige resultaat daarvan is instant gebonk in mijn kop. Ik hoor mezelf kreunen.

"Oh, mooi, je bent weer bij bewustzijn."
Dezelfde stem van daarnet. Hij lijkt opgelucht. Het klinkt bekend, wie is dit toch? Jos kan het niet zijn, of zou die ineens heel zwaar de baard in de keel hebben gekregen? Een beeld van mijn beste vriend met een meterslange, zwarte baard en vikingvlechtjes popt op in mijn hoofd en ik moet onwillekeurig grijnzen.

"Noa, zeg eens iets?!" De ongeruste toon in de stem is nog niet verdwenen.

"Jos?"
"Eh nee... Faelan?"

Faelan. Jonge wolf. Wacht eens... zitten hier wolven?! Mijn ogen schieten in paniek open en vallen onmiddellijk op de drakenmeester die me opgelucht aankijkt. Meteen keert alles terug: Qoppa - Draugen - Serpentarius - donkere vlek ter hoogte van mijn knie.

Met enige moeite steun ik op mijn ellebogen en inspecteer mijn been. De vlek zit er nog steeds, het misselijkmakende gevoel is weg. Ik laat me weer zakken en kijk naar Faelan.

"Wat is er gebeurd?"
"Een Serpentarius heeft je been flink te grazen genomen, net voor we uit het grasland zijn weggeraakt. Het gif verspreidde zich sneller dan anders ... ik denk door het rennen."
Ernstig kijkt de drakenmeester me aan. "Gelukkig was ik op tijd om je het antidotum te geven. Hoe voel je je nu?"

QoppaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu