Met een hartslag in ongekende hoogtes en koud zweet overal, krimp ik ineen. Naast me vloekt Faelan dat het kettert. In een eerste reflex wil ik me verstoppen achter het eerste beste object waar iemand zich achter zou kunnen verstoppen, alleen is er daarvan in de verste verte niets te bespeuren.
Voor ons bevindt zich een grillig gevormde kuil van wel tachtig meter diep, die zich uitstrekt over een oppervlakte van zowat honderd hectare. Reeds ontginde lagen scheiden zich van elkaar in een terrasvorm, die op bepaalde plekken onderling overlopen door een schuine helling. Aan een kant is een metershoge loodrechte wand met op het eerste gezicht slechts twee rechthoekige openingen: eentje helemaal onderaan en parallel gelegen nog één op zowat een achttal meter van de bovenrand.
Daartussen loopt op de rotswand een vorm van een dubbel kabelsysteem met langwerpige bakjes die worden opgetrokken en in de bovenste opening naar binnen verdwijnen.
Alles is hier nog veel meer bedolven onder de dikke laag grijs stof die we ook in de Bokgordel al aantroffen. Ik voel me alsof ik in een vervaagde 'Grote Landschappen'-prent van Pieter Brueghel terechtgekomen ben.
Er is geen levende ziel te bespeuren en ergens stelt me dat wel gerust. Aan de andere kant geeft het me een soort van onbestemd 'stilte voor de storm' gevoel.
"We moeten op onze hoede blijven," spreekt Faelan mijn gedachten uit.
Ik knik, terwijl mijn hersenen op topsnelheid werken. De meest duidelijke weg rond de groeve lijkt linksom te zijn, daarom ben ik heel erg geneigd om het tegenovergestelde te kiezen."Die kant lijkt me te makkelijk," brengt Faelan met een hoofdbeweging naar links exact mijn idee onder woorden. Ik recht m'n schouders.
"Dan gaan we daarheen," wijs ik naar de andere kant.Zou ik het boek nog even raadplegen?
Straks misschien, eerst maar eens maken dat we hier wegkomen!In elkaar gedoken, dicht bij elkaar en met onze rug tegen de buitenwand sluipen we voetje voor voetje de andere richting uit. Na een eeuwigheid van dezelfde, repeterende bewegingen blijft mijn rechterhand ineens in het luchtledige hangen. Mijn hart slaat een tel over, waar is de rotswand gebleven?! Met mijn handen op mijn borstkas probeer ik mijn wild kloppende hart in bedwang te houden. Een fractie later botst de drakenmeester tegen me op.
"Wat..?"
Snel breng ik een vinger naar mijn lippen en wijs dan met een duim naar waar ik een groot gat in de rotswand vermoed. Faelan knikt kort. Met uiterst precieze bewegingen draai ik mijn hoofd en neem de opening beetje per beetje in ogenschouw. Het is niet meer dan een uitsparing in de rotswand, precies breed genoeg voor twee mensen om even in te schuilen, weg van eventuele spiedende ogen. Mijn schouders ontspannen zich.
Ik steek mijn duim omhoog en fluister: "Alles ziet er oké uit. We kunnen ons hier even verstoppen en het boek raadplegen."
Het voelt veilig, zo beschermd tussen drie wanden en met de drakenmeester naast me. Mijn gedachten dwalen af naar de Qoppa. Zou het nog ver zijn? Bevindt hij zich in de groeve, of is deze plek slechts een doorgang naar de top van de Eothaoir?
"Voel je hem nog?" Het is niet luider dan een ademtocht. Faelan verschuift wat. Ik voel hem knikken.
"Eerst niet, maar sinds ik de tekening in het boek aanraakte wel. Heel licht, maar het is alsof er nu een connectie is die ik, toen we vertrokken, nog niet voelde. Een soort van onzichtbare draad waarmee ik hem in leven kan houden. Of zoiets."Ik staar Faelan aan en zie nu pas hoe stoffig hij is. Zijn kleren zijn eentonig grijs, bedolven onder een samengekoekte korst van steengruis en de schubben op zijn onderarmen glanzen allang niet meer. Hier en daar zie ik dat enkele schubben zijn afgebroken, met achterlating van een vreemde, bleke vlek. Ook zijn gezicht is grijs, zijn kalende hoofd niet langer glanzend. Het enige dat verraadt dat hij geen rare rots in de omgeving is, zijn de groeven in zijn ooghoeken en de fonkelende donkere ogen die me aandachtig aankijken. Al bij al is het de perfecte vermomming in deze stenen woestenij.
JE LEEST
Qoppa
FantasyNoa doet niets liever dan met haar neus in de boeken zitten. Mocht ze kunnen, ze kroop er helemaal in. Als ze zomaar een boek vindt en de instructies volgt, valt ze - letterlijk - uiteen. Ze komt terecht in een wereld die het uiterste van haar fanta...