20. Scanlan

37 4 24
                                    

Een koude rilling kruipt vanuit de basis van mijn nek over mijn ruggengraat naar beneden. Ik sluit mijn ogen. Instinctief weet ik meteen wie dit is en in stilte vervloek ik mezelf dat ik totaal geen rekening meer heb gehouden met deze mogelijkheid.

Scanlan.🐲

De tranen springen me in de ogen en in een reflex klauw ik naar zijn handen. Blinde, oncontroleerbare paniek raast door m'n lijf. het laat mijn hersenen leeg achter.

'Ik wil niet dood.'
'Ik wil niet dood!'

Verder raken mijn gedachten niet. Zijn droge, koude handen trekken me tegen een massief, onbuigzaam blok graniet. Pas wanneer ik een diepe stem voel resoneren tegen mijn rug, weet ik dat het geen graniet, maar een brok staalharde spieren moet zijn.
"Als ik dan toch verdoemd ben, dan kan ik zowel de hele wereld met me mee nemen, de duisternis in!"

"Hmpf," is de enige reactie die ik weet uit te brengen. Bitter flitst door mijn hoofd dat ik dan toch niet de enige ben die zich vervloekt voelt. De hand om mijn keel verplaatst zich naar m'n middel en sluit zich als een klem om me heen, terwijl ik word opgetild en met bungelende benen naar weet-ik-veel-waar wordt overgebracht. Voorzichtig concludeer ik hieruit dat hij me niet meteen dood wil. Niet dat ik nu direct gerustgesteld ben of zo, maar het is voldoende om mijn hersenen weer een beetje op gang te krijgen.

Wat wil hij van me? Wat bedoelt hij met 'hem te slim af willen zijn'? Scanlan had toch echt wel kunnen verwachten dat Faelan alles zou proberen om Qoppa terug te krijgen? Zelfs als dat betekende dat de drakenmeester er een oude voorspelling moest gaan bijhalen?

Mijn gedachten worden onderbroken als ik bepaald onzacht tegen een rotsblok word neergezet. Mijn enkel begeeft het meteen opnieuw, een pijnscheut trekt door heel mijn been. Ik slaak een kreetje en schaaf mijn handen wanneer ik ze in een reflex zet om mezelf tegen te houden.

In mijn gezichtsveld verschijnen twee kniehoge, en met lange veters dichtgeregen, stevige zwarte laarzen. Het is niet dat ze glanzen, maar ze zitten veel minder onder het steenstof dan je zou verwachten op een troosteloze, grijze plek als deze. Verder naar boven ontwaar ik een lange, gerafelde donkere mantel met nauw aansluitende mouwen en over de borst gekruiste repen die overgaan in een kap die tot diep voor Scanlans flikkerende ogen is getrokken. Van onder de kap komt een krachtige kin, met een baard die zowat tot halfweg zijn borst komt. Door de eentonigheid in kleuren en de heersende duisternis kan ik het niet goed zien, maar ik meen te kunnen onderscheiden dat de wortels van zijn baard bleker zijn dan het donkergekleurde uiteinde.

Terwijl ik mijn uiterste best doe om Scanlan niet rechtstreeks aan te kijken en hem tegelijk toch in het oog te houden, probeer ik voorzichtig het vuil van m'n handen te vegen. Het prikt en brandt, het is alsof mijn hart ineens in mijn handpalmen bonkt. Nou, mooi. Als ik straks doodga van een infectie, dan is het einde van mijn dagen tenminste niet al te veraf meer.

Ik schrik een beetje van mijn eigen gedachten, alles is nog niet verloren! Faelan is er ook nog en zolang Scanlan hier bij mij staat, kan hij zich niet met de drakenmeester bezighouden. Ik moet hem dus zien bezig te houden en aangezien ik fysiek geen fluit meer waard ben (alsof ik hiervoor überhaupt al iets waard was - maar het is het idee dat telt) is de enige optie Scanlan aan de praat houden.

Mijn keel voelt kurkdroog, ik slik moeizaam. Ik moet toch even afgeleid geweest zijn, want als ik naar hem wil kijken, torent hij niet meer hoog boven me uit, maar zit Scanlan op zijn hurken vlak naast me. In een reflex kruip ik achteruit. De rotswand achter me gunt me echter maar bitter weinig bewegingsruimte en ik kan niet anders dan stokstijf blijven zitten terwijl een knokige hand aarzelend op me afkomt.

Een harde knoop vormt zich ter hoogte van mijn maag. Wat wil hij van me? Onbewust hou ik mijn adem in en zet mezelf schrap voor zijn aanraking. Dan, ineens, trekt hij abrupt zijn hand terug, draait zijn hoofd en staart weg over z'n schouder.

Ik voel me opgelucht en onzeker tegelijkertijd. Ben ik dan zo afstotelijk dat zelfs een stuk ongeluk als Scanlan me niet kan aankijken, laat staan me aanraken? Terwijl de ongemakkelijke stilte voortduurt, pijnig ik mijn hersenen. Hoe begin je een gesprek met zo iemand? Ik kan toch moeilijk vragen hoe het met hem gaat of zo, of waarom hij me ineens niet meer wil aankijken? Stilaan begin ik te panikeren, als ik Scanlan niet gauw bezig weet te houden, komt Faelan straks echt in de problemen. Ik moet er koste wat het kost voor zorgen dat hij zoveel mogelijk tijd krijgt om Qoppa weer op de been... eh poot te krijgen.

Tijd kopen dus.

"Wat... wat wil je van me?" In mijn oren klink ik als een zielig, bang vogeltje dat tot het uiterste is moeten gaan om voldoende moed te verzamelen en zelfs dan er maar amper in slaagt net dat ene zinnetje uit z'n strot geduwd te krijgen.

Langzaam draait Scanlan zijn hoofd naar me toe. Boosaardig flikkeren zijn ogen vanuit de schaduwen van zijn kap. Weer schiet mijn hartslag de hoogte in, mijn handen voelen klam aan.
"Dat je terugkeert van waar je bent gekomen. De speeltijd is gedaan, kleuters als jij horen hier niet thuis," bijt hij me toe.
Met rode wangen van verontwaardiging wil ik hem meteen van antwoord dienen, maar hij geeft me geen kans.

"Denk je dat ik de voorspelling niet ken misschien?" Met een treiterend, kinderlijk stemmetje vervolgt hij: "Een Noa van de Andere Zyd die ons allen bevrydt." Scanlan maakt een wegwerpgebaar en gaat verder op normale toonhoogte. "Wel, laat ik je dit vertellen: Vergeet het! Iedereen bevrijden? Dat lukt nooit. Nóóit, hoor je me?!" Deels buiten adem kijkt Scanlan weg. Het duurt enkele tellen voor hij merkbaar rustiger wordt. Het is nu of nooit. Ik schraap mijn keel en maak gebruik van de plotse stilte.
"Ik wil niets liever dan terugkeren." Er zit een kikker in mijn keel, die me alleen nog toelaat om te fluisteren. "Ik heb alleen weinig keuze, vrees ik."

"Het zijn onze keuzes die bepalen waar we nu staan." Hij klinkt schor, pijn sijpelt voelbaar door zijn stem. Het plant een zaadje van twijfel in mijn binnenste, wat bedoelt hij hiermee? Is hij dan niet blij met zijn keuze? Met ogen als brandende kolen kijkt Scanlan me opnieuw aan.
"Jij hebt wel nog een keuze. Dit hier," hij maakt een weids gebaar, "is jouw wereld niet. Je hoort hier niet thuis. Trap het af. Keer terug van waar je bent gekomen. Niemand hier die je ooit zal laten terugkeren, want er zal niemand meer over zijn." Hij priemt met zijn vinger naar mijn borstkas.
"En daar kan jij niets aan veranderen, of je nu wel of niet terugkeert. Het is een kwestie van tijd voor Qoppa bezwijkt, wat dat flutdrakenmeestertje daar op het plateau ook probeert."

Ik lach vreugdeloos en voel tegelijkertijd een adrenalinestoot van realisatie door me heen razen. Dus hij weet waar Faelan mee bezig is en toch kiest hij mij als grootste bedreiging. Dan moet hij wel erg zeker van z'n stuk zijn. Ik ben niet meer dan een hoopje blauwe plekken, schaafwonden en vermoedelijk kapotte ligamenten in mijn enkel. Als hij zo'n zwakke schakel als mezelf als de belangrijkste kiest, dan is alles verloren en heb ik tegelijk zelf ook niets meer te verliezen. Maar als hij denkt dat ik me zomaar gewonnen geef, dan denkt hij verkeerd. Ik schud mijn hoofd en denk aan de Poortwachter die ervoor zorgde dat het boek bij mij terechtkwam.

"De keuze of ik hier wel of niet wil zijn, werd me ontnomen nog voor ik in deze wereld terecht ben gekomen." De lijnen op mijn armen prikken een beetje. Op één of andere manier wil ik hem niet vertellen over het feit dat de Koning van de Rebecqs me het onmogelijk heeft gemaakt om naar huis terug te keren. Die info hou ik voorlopig liever voor mezelf.

"Waarom?" flap ik er uit. "Waarom ben je vervloekt? Ben je daarom zo verbitterd?"

Verrast door mijn vraag kijkt Scanlan me met open mond aan. Hij herstelt zich snel van zijn verbazing, recht zijn schouders en zucht diep.

"Dat zijn eigenlijk jouw zaken niet," reageert hij bruusk, om vlak daarna enkele tellen in het niets te staren. Met een verrassend zachte stem gaat hij verder: "Het... het is al zolang geleden dat ik even moet nadenken hoe het ook alweer begon."

QoppaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu