24. De laatste loodjes

12 3 7
                                    

"Noa, Noa!"
Iemand port tegen mijn schouder.
"Noa!"

Als ik hoest, zit er schuurpapier in m'n keel. In mijn oogleden is geen beweging te krijgen en mijn armen wegen als lood. Onrustig schuif ik heen en weer. Ik hou er snel mee op, mijn hoofd bonkt als de veel te zware bassen van een slechte scoutsfuif.

"Noa!" Ik hoor hoe zucht van opluchting wordt gevolgd door een doffe plof. Ik weet enkel een kreun te produceren. Hevig trillende wimpers verraden de inspanning die ik lever, om te kunnen zien wat er rond me gebeurt. Een heftige blos kleurt mijn wangen, zweetdruppels glijden jeukend in mijn haar. Waarom is het hier ook zo warm? Na wat een eeuwigheid lijkt, slaag ik er eindelijk in om mijn ogen wat open te krijgen. Door een kleine spleet stroomt licht naar binnen dat meteen zó fel is, dat ik ze een fractie later heel hard weer dichtknijp en in sneltempo een onredelijke vrees voor blijvende schade aan mijn oogzenuw ontwikkel.

Een schaduw valt over me heen, onwillekeurig ontspannen mijn nekspieren zich wat. Ik krijg opnieuw een por tegen mijn schouder en voel hoe mijn hoofd loom heen en weer gaat.
"Noa, hoor je me?"
Beducht voor het felle licht open ik voorzichtig opnieuw mijn ogen. De contouren van een gezette, kleine en licht kalende man halen de zon uit m'n blikveld.

"Faelan."

Een kikker achter in mijn keel zorgt ervoor dat mijn gefluister overslaat. Ik hoest opnieuw, het gebonk in mijn hoofd is minder prominent aanwezig. Waarom kijkt de drakenmeester zo bezorgd? Van zodra hij m'n reactie opmerkt, verandert zijn uitdrukking in een mum van tijd echter naar opgelucht en breed lachend. Hij ziet er op slag jaren jonger uit. 'Eeuwen jonger' is in zijn geval wellicht een betere vergelijking.

"Het is gelukt! Noa! We hebben het gedaan, het is ons gelukt!"
Ik frons mijn wenkbrauwen. "Wat hebben we... Oh."
Ongelovig staar ik hem aan. "Echt?" Faelan knikt enthousiast.
"Dat was een geniale zet van je! Hoe wist je dat de markeringen op je armen zouden gaan reageren met die van Scanlan?"

Huh, wat? Verbouwereerd weet ik met enige moeite rechtop te gaan zitten en trek mijn mouwen omhoog. De lichtgevende lijnen zijn verdwenen, slechts een vage rode imprint geeft nog ergens een indicatie van waar ze zich bevonden.
"Ik euh... een ingeving van het moment." Het klinkt niet echt overtuigend.
"Denk ik," mompel ik er achter aan. Dat laatste heeft de drakenmeester duidelijk niet gehoord. Enthousiast springt hij recht, de zon schijnt ineens weer voluit op mijn gelaat en in een reflex nijp ik m'n ogen tot spleetjes.

"Echt waar, dat was bril-jant! En het gaf Qoppa net genoeg tijd om het af te maken."
Ik draai mijn hoofd zo snel naar Faelan dat ik er bijna een verrekking aan overhoud.
"Qoppa? Echt? Is...is hij?" vraag ik met een mengeling van enthousiasme en ongeloof.

De drakenmeester knikt en wijst naar een punt dat zich achter me bevindt.
"Kijk zelf maar," glimlacht hij met glimmende ogen vol trots.

Met gespannen verwachting draai ik me langzaam om, ik trek mijn ogen open. Wat ik zie is alles en nog veel meer dan wat ik ervan verwachtte.

De Qoppa staat gloedvol te schitteren in het zonlicht, de glanzende zwarte schubben over zijn hele lichaam baden in een gouden schijn en zorgen voor een aura van ongenaakbaarheid. Zijn kop is enorm, uit zijn neusgaten zo groot als schoteltjes kringelt een haast onzichtbaar sliertje rook. Een felgroen oog staart me taxerend aan. Dan knippert hij loom en houdt zijn kop een beetje schuin. Eerst schuift het puntje van zijn staart wat heen en weer, dan zet Qoppa zich in beweging en komt recht op me af.

Ik weet het, ik zou bang moeten zijn van zo'n groot dier dat me makkelijk onder een van zijn poten kan vermorzelen, alsof ik een vervelende vlieg ben. Maar ik ben het niet. Het voelt meteen alsof we elkaar al jaren kennen en ik blijf rustig zitten wanneer de zwarte draak met zijn neus tegen mijn arm duwt.

QoppaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu