Hoofdstuk 31

455 25 3
                                    

P.O.V. Zoë
"Het lijkt erop dat het nu al nacht is, het is nu te gevaarlijk om nog in de nacht rond te lopen. Lijkt het jullie wat om hier de nacht door te brengen?" vroeg Daphne. "Het bos is toch van jou? Hoe kan dan dat het te gevaarlijk is om in de nacht rond te lopen?" "Het bos is van mij, alleen omdat er meerdere dieren hier in het bos leven heb ik met ze afgesproken dat ik alleen de leiding heb overdag." Beantwoordde Daphne op de vraag Casper. "Het lijkt me een goed plan om hier een nacht door te brengen. Het lijkt me niet echt wat om door die dieren daar buiten gepakt te worden." Zei ik. "Zijn er ook andere wolven?" Het is even stil. "Nee. Nu niet meer." Antwoordde Daphne. Ze zei het zo dat we niet verder vragen stelden.

We wisten dat we in een grot zaten maar dat het zo groot was! Daphne had ons verteld terwijl ze haar 'huis' liet zien dat ze hier al jaren woont. Hoe het zit met de roedels en wat de geschiedenis is van dit bos. Casper en ik kregen een plekje aangewezen om te slapen. "Zoë.. Kan ik even met je spreken?" Vroeg Daphne. Ik volgde Daphne naar een andere ruimte. "Je weet denk ik nog dat ik zei dat jij dit bos over zou nemen." Ik knikte. "Je hoef het niet perse te doen want dit is eigelijk niet het gebied dat tot je behoord." Ik keek haar onbegrijpend aan. "Je weet het verhaal inmiddels van je vader... Hij heeft het niet overleeft maar andere wolven van onze roedel wel. Ze leven nu verspreid over het land." "Wat wil je dus zeggen?" Vroeg ik want het verhaal werkte me op de zenuwen. "Ik wil hiermee zeggen dat ik met jou de roedel weer bij elkaar wil brengen." De stilte was een lange tijd aanwezig. "Maar ik heb al een roedel. Dat weet je al." Ik kon niks anders zeggen. De woorden sprongen als bakstenen op de grond, zonder enige medelijden. Alleen maar vastberadenheid en met een emotieloze stem. Ik stond op en ging naar mijn slaapplaats terwijl ik mijn eigen moeder die ik nooit had gemist wegens een leugen, achterliet.

"Zoë?" Ik keek achterom. Casper zat in een paar oude kleren die hem te groot waren. "Hier." Hij gaf me een stapeltje met kleren. De kleren leken oude stofdoeken die aan elkaar genaaid waren. "Ik heb jullie gesprek per ongeluk gehoord, maar waarom ga je niet zoeken naar je echte roedel, je familie?" Ik was bezig met mijn kleren aan te trekken totdat Casper die vraag vroeg. "Ik weet het niet oké? Er is van alles gebeurt in een hele korte tijd... Dus laat me even!" Op het laatst was ik misschien iets te kortaf maar het leven is gewoon hard. Inmiddels blijk ik een MaanWolf te zijn en dan is mijn moeder niet mijn echte moeder! En het ergste van alles is dat mijn niet echte moeder er allang van wist! Waarom moet dit nou mij overkomen?!  "Welterusten"

~Volgende ochtend~

"ZOË! Sta op! We moeten nu naar de academie!" Terwijl ik mijn eerste 5 minuten wakker werd, sleurde Casper me het nest uit. Ik mompelde warrige woorden van onduidelijkheid. Dit is gewoon een droom.... "Nu is er geen tijd voor getreuzel! Zoals ik al de hele tijd heb gezegd, de academie staat in BRAND!" Mijn ogen sperde open. Dit is geen droom!
Terwijl ik transformeerde naar wolf, struikelde ik over een bot. Ik maakte een koprol over de grond, Casper stopte me met zijn voet, ik was weer gewoon mens. Langzaam maar zeker keer ik omhoog. Hij hield zijn hand voor mijn neus. "Je moeder, Daphne is denk ik aan het jagen. Ik heb voor haar een brief achter gelaten zodat ze weet wat er allemaal gebeurd is." Dankzij Casper kon ik in een seconde opstaan. "Wie heeft je dat verteld over de academie?" Casper gooide een stuk brood naar me toe terwijl hij naar de uitgang liep. Euhhh.. Een paar kraaien zaten voor het hol. Ze spraken niet echt duidelijk maar ik kon de belangrijkste informatie wel verstaan."

Nadat we een paar uur in de bus hebben gezeten waren we bijna bij de academie. Gelukkig konden we met dezelfde bus in één stuk doorrijden. "Kom" De bus stond nog niet helemaal stil maar Casper drukte al op de knop om de deur te openen van de bus. We rende naar de rand van het bos, kijkende als niemand ons zag. Met onze rugzakken op onze rug rende we in een flits op 2 voeten naar 4. We gaven alles wat we hadden in energie om zo snel mogelijk bij de academie te komen. We sprongen over boomstronken en riviertjes. In een wazige flits zag ik wat langs me gerend. Ik stopte met rennen en keek achterom. "Wat is er?" Vraagt Casper hijgend die ook was gestopt. "Ik dacht dat ik wat zag" Hij gaf me een sein met z'n hoofd dat we moesten gaan.

The HunterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu