Hoofdstuk 23

131 7 0
                                    

Waar kan ze toch zijn? 'Pap! Rustig! We vinden haar heus wel.' Violetta komt ook naar beneden. 'Ik heb alles verpest.' Ik zwaai mijn handen omhoog. 'Het komt komt goed, geloof me. Je moet gewoon even gaan praten met haar.' Violetta probeert me gerust te stellen. 'Misschien wel, maar waar is ze?' Ik kijk hopeloos. Ze heft haar schouders op en dan gaat de deur open. Ik kijk om en zie een verdrietige Angie staan. 'Ik laat jullie.' Violetta loopt terug naar boven. 'Angie...' Ik wandel naar haar toe.

Angie POV

Helemaal alleen wandel ik over straat. Overal zijn gelukkige mensen. Ik kom aan in het park en blijf stilstaan. Daar in de speeltuin. Zo'n gelukkig gezin, de man en de vrouw kijken zo geliefd. Zowel naar het kond dan naar elkaar. Zo hadden Herman en ik ooit kunnen zijn, waarom zie hij niks? Waarom verzweeg hij dat ik een kind had. Hij wist dat ik kapot ging, omdat ik dacht de ze dood was. Maar nee ze leeft nog. Ze is zo mooi. Maar ik heb haar niet opvoeden. Ze is opgevoed door één iemand. Ik ben zo'n slechte moeder. Ik snap wel dat Violetta boos is, wie wilt er nu zo'n moeder al mij?! Niemand, toch? Met nog één blik naar het gelukkige gezin en een zucht wandel ik verder. Nadenkt wandel ik door het park. Ik blijf bij het bankje van mij en Herman staan. De herinnering van de caramelappel komt naar boven. Ik krijg een zachte glimlach. Dan gaat mijn hoofd baar het gras veld. Hoe vaak dat we daar niet hebben zitten picknicken. En dan gaat mijn hoofd naar de brug, die mooie witte brug met bloemen. Daar vroeg Herman mij als vriendin en daar zei ik ook dat ik zwanger was. Wat was die tijd toch mooi. Er staat nu een grote glimlach op mijn gezicht. Al ben ik nog zo kapot, ergens heb ik het gevoel dat het goed komt. Maar hij doet me zovaak pijn. Één ding weet ik zeker. We moeten praten!

Ik thuis aan en zie Herman en violetta praten. 'Ik laat jullie.' Violetta gaat naar boven. En Herman komt naar me toe. 'Angie....' 'Laten we gaan zitten.' Zeg ik. We lopen naar de bank en gaan zitten. 'Waar was je?' Hij kijkt bezorgt. 'Gewoon even gaan wandelen, maar we moeten praten.' Hij knikt. 'Het spijt me zo!' Begint hij. Ik kijk hem aan. 'Waarom zei je niks? Ik dacht dat ze dood was! Je weet hoe graag ik een kind wou. Maar je zei niks.' Zeg ik. 'Ik dacht dat je het wist.' Ik kijk niet begrijpend. 'Hoe kan ik het weten dat ze mijn kind is?! Ik ben niet helderziend ofzo! En als ik het wist dan was ik toch niet weggegaan! Want dan had ik voor haar gezorgd. Dan had i haar kunnen opvoeden. Maar dat kan ik nu niet meer want ze is al zo groot. Ze is bijna volwassen, Herman! Ik had haar zo graag zien opgroeien.' Hij maakt me echt boos, hoe zal ik het dan moeten weten?! 'Het spijt me zo.' Hij kijkt me aan. 'Had je het me wel ooit vertelt?' Hij knikt. 'Ik hou van je! Ik was zo blij om je weer te zien. Ik weet niet wat me bezielde toen ik je terug zag. Ik voelde me zo aangetrokken. Ik dacht dat we echt voor elkaar bestemd waren, maar ik begin steeds meer te twijfelen. Al zou ik altijd van je houden. Je komt altijd wel terug met een ander leugen.' Ik sta op. 'Nee ga niet weg.' Hij staat ook op. 'Ik hou ook van je! En ik doe het niet expres. Ik wil niet liegen. Maar je ging zo kapot toen ze zeiden dat ze het niet had gered. Je was weg, gewoon weg! En toen werd ik gebeld dat ze nog leefde. Je nam geen contact met me, elke keer dat ik belde nam je niet op.' Hij pakt mijn hand. Oke ja hij heeft wel gelijk. Maar waarom zei hij dan de vorige keer niks. 'Het spijt me van dat contact.' Ik neem me uit zijn greep. 'Wat ga je doen?' 'Praten met violetta, ze is boos op me en dat wil ik niet.' Ik loop de trap op. Zal ze het me vergeven?

A secret ChildWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu