Het is nu een aantal dagen geleden dat ik Warren heb verteld over Sara. Mijn arm is intussen genezen en ik kan hem weer normaal gebruiken. Warren en ik leven van het proviand wat Warren mee heeft genomen toen we vluchtten, want zoals ik al zei was dat tot in de puntjes gepland. We hebben nog genoeg voor minstens drie weken. Engel-Sara is niet meer opgedoken. Het heeft echt gewerkt om erover te praten, maar ik ben nog steeds bang.
In deze dagen is er niet zoveel gebeurd. Dus vraag ik me weer dingen af. Wie heeft die brief geschreven? En waarom? Waarom wordt ik achtervolgd door een bende? Op een avond vraag ik dat aan Warren. "Ik weet niet wie de brief heeft geschreven." zegt hij. "Je hebt denk ik ergens een hele goeie vriend. En waarom, dat is een beetje logisch, hé?" Hij lacht en haalt zijn stok uit ons kampvuurtje. Er hangen een aantal geroosterde marshmallows aan, die hij in de gauwigheid nog mee had kunnen gappen uit de keuken. "Maar over die bende... Ik denk dat het terroristen zijn of zo. Die de hele boel willen opblazen en niet willen dat jij dat weer gaat repareren. Of ze denken dat je een alien bent of zo..." Nu is het mijn beurt om lachend mijn marshmallows uit het vuur te halen. Ze hebben er alleen iets te lang in gehangen en vallen gesmolten op de grond. "Ga je dat nog opeten?" vraagt Warren. Ik schiet opnieuw in de lach. Ik weet niet waarom, maar doordat ik hier met Warren marshmallows zit te roosteren glijden alle zorgen van me af. Alsof dit gewoon kamperen is of zo, en er helemaal geen enge mannen achter me aan zitten die me willen vermoorden. Zelfs als ik er zo aan denk is het niet eng.
Maar plotseling is het wel eng. Voetstappen komen dichterbij. Warren dooft onmiddellijk het vuurtje en schopt alle keien en takken door elkaar, alsof er nooit iets gebrand heeft. Ik wis alle sporen uit die er beneden van ons liggen en we klimmen geruisloos in onze boom. Ik gluur door het kijkgat wat we hebben gemaakt in de vloer en zie twee mannen. De ene is lang en heeft geen haar. Hij heeft een zwarte leren jas aan en een kapotte spijkerbroek. Ik zie maar even zijn gezicht. Hij heeft donkere ogen en enorme wenkbrauwen. Zijn mond is een dunne streep en zijn wangen zijn ingevallen. De andere man is kleiner. Hij heeft een knap gezicht, zijn haren zijn blond en golvend en zijn ogen zijn blauw. Hij is gespierd en hij heeft een tatoeage van een draak op zijn linkerwang. Ook hij draagt een leren jas. Ik weet niet of het Ron en Bart zijn, want die ken ik alleen bij stem. Maar dan zegt de kleine man met de stem van Ron: "Inderdaad. Deze boomhut is een perfecte plek voor ons nieuwe hoofdkwartier. Niemand zal ons hier zoeken, en er ligt al materiaal voor een vuurtje. Laten we eerst op de anderen wachten, en dan naar binnen gaan." Ron gaat tegen de boom zitten en die andere, die waarschijnlijk Bart is, maakt een kampvuur. Ik kijk om naar Warren en we vragen ons waarschijnlijk precies hetzelfde af: Hoe komen we hier ooit vandaan?
JE LEEST
De dodelijke gave
Siêu nhiênMyrthe lijkt een heel normaal meisje, maar dat is ze niet. Ze heeft namelijk een gave waarmee ze zomaar dingen kan repareren. Haar leven verandert in een enorme chaos als ze een geheimzinnige brief krijgt waarin ze wordt gewaarschuwd. Maar waarom?