5: Flashback

73 4 2
                                    


Ik stond voor de deur van de logeerkamer. Mijn zus Sara was eindelijk weer eens thuis. Ze kwam bijna nooit thuis, want ze was een heel belangrijke speleologe en hing alle dagen van de week in gevaarlijke grotten rond. Maar nu was ze eindelijk weer eens thuis, en als zij thuis was, gingen we 's nachts stiekem gevaarlijke dingen doen. Meestal gingen we dan de bossen in, maar dit keer wilde Sara naar de grot in de buurt. Het was een grot die niemand kende behalve wij. Ik had er erg veel zin in om hem te verkennen, want ik was nooit verder gekomen dan twee meter. De deur ging open en Sara kwam naar buiten, met een enorme grijns op haar bleke gelaat. Ze gooide haar lange, blonde haar naar achter, iets wat ze altijd deed als ze zenuwachtig was of opgewonden. We knipoogden naar elkaar en ik wist dat wij beide hetzelfde dachten: op naar die grot!

We gingen dus naar de grot. Sara gaf me een zaklamp en ze knipte haar eigen aan, en ik knipte de mijne aan. Toen gingen we naar binnen. We worstelden onszelf door een lange, kronkelige gang. We tijgerden, want het plafond was zo laag dat we onmogelijk konden staan. Na die lange worsteling kwamen we in een grote grot. Het schijnsel van onze zaklampen weerkaatste op de kristallen en edelstenen in de muren, die geslepen werden door het water wat er langs liep. Als de andere mensen ooit deze grot zouden ontdekken, zouden ze die er allemaal uit halen, net als de goudaders die ik in de gang heb zien lopen. De mensen zouden zo verblind zijn door hebzucht dat ze de magie van deze plek zonder pardon zouden verwoesten. En plots begreep ik waarom Sara, toen ze deze grot ontdekte, het nooit aan anderen dan mij had toevertrouwd. En al was ik toen pas vijf, ik kon toen prima een geheim bewaren. Zeker nadat ik dit had gezien, twee jaar later. Een tijdje staarden we zwijgend naar de pracht van deze spelonk, toen er plotseling een hard geluid klonk. Ik schrok me dood en draaide me om, en toen schrok ik nog harder. De uitgang was dichtgevallen.

Met een schok kom ik overeind. Zweet loopt langs mijn voorhoofd naar beneden. Ik wil deze herinnering niet verder zien, hij is te gruwelijk. Maar ik heb mijn gedachten niet onder controle, en mijn brein gaat genadeloos verder.

"Wat moeten we nu doen?" vroeg ik geschrokken aan Sara. Haar gezicht was krijtwit en ik wist zeker dat het mijne nog witter was. "Proberen om de blokkade weg te halen." Ze zei het heel zelfverzekerd, maar haar gezicht straalde niets dan paniek uit. Ik begreep dat. Ik stond doodsangsten uit en kon niet meer helder denken. Maar ik probeerde het toch. Ik liep naar de berg rotsen en gaf ze een zet. Helaas zijn meisjes van zeven niet zo heel sterk, dus de rotsen verschoven geen millimeter. "In je eentje lukt het niet." zei Sara. Logisch. Ik kreeg dat niet voor elkaar. Maar wat was het eng hierbinnen... Mijn zaklamp viel ineens uit. Natuurlijk! De batterijen waren op! Ik barstte in wanhopig snikken uit. Toen voelde ik Sara's vertrouwde hand op mijn schouder en het snikken werd minder. Maar des te sneller ging mijn ademhaling, ik hijgde zo erg dat alles piepte als een oude deur. "Het komt goed, Myrthe. Het komt echt goed." zei Sara. "Ja!" zei ik, maar ik geloofde er niks van. "De hele wereld gaat dood!" zei een stemmetje in mijn hoofd, waardoor ik zo bang werd dat ik ging hyperventileren. Sara's handen vormden een kommetje voor mijn mond en ze zei: "Langzaam ademhalen, Myrthe. Eerst diep inademen." Ik haalde diep adem en probeerde aan iets anders te denken dan deze enge grot. "Goed zo. En nu rustig uitblazen in het kommetje." En ik blies in het kommetje. En ik weet niet waarom, maar opeens was ik veel rustiger en kon ik weer normaal denken.

Nu wil ik echt dat het stopt. Ik verstop mijn hoofd onder de deken en houd mijn handen voor mijn ogen, waarbij ik vergeet dat het in mijn hoofd gebeurt en dit totaal geen zin heeft. Ik weet wat er gaat gebeuren, en ik wil het niet meer zien. Het is al erg genoeg zo.

Toen zei Sara: "Kom op, sta op." Ik stond op en keek haar vragend aan. Zij wist blijkbaar wat we moesten doen. "Ik tel tot drie, en dan duwen we samen heel hard tegen de stenen. Kun je dat?" Ik knikte. Natuurlijk kon ik dat. "Oké. Eén... Twee... Drie!" Ik duwde tegen de stenen en Sara duwde tegen de stenen. En op het eerste gezicht werkte het. De bovenste rotsblokken rolden eraf en er ontstond een gat. Maar op het tweede gezicht was dit een ramp. Er rolden steeds meer stenen omlaag. En ik weet niet waarom, maar ik stapte naar achter. En plotseling, zonder ook maar één waarschuwing, kwam het plafond naar beneden. Aan Sara's kant. Maar niet aan de mijne! En ik stond daar maar, terwijl Sara al haar botten brak onder de zware stenen en stikte in het opwaaiende steengruis. Ik stond daar maar dom te staren en ik gilde niet eens, ik stond daar heel rustig totdat al het gruis was neergedaald en Sara was bedolven onder een laag rotsblokken. En toen liep ik gewoon naar buiten, door de uitgang die net was ontstaan, zonder te beseffen dat ik zojuist mijn zus had laten sterven. Ik liep naar huis en ik ging onder de dekens liggen. En pas de volgende ochtend werd Sara vermist. En ik zei: "Ze is dood." Zonder ook maar één keer met mijn ogen te knipperen.

De zon komt op en de vogels fluiten. En ik vraag me af hoe vrolijkheid nog kan bestaan in een wereld waarin dit soort dingen gebeuren.


De dodelijke gaveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu