13: Val

37 1 0
                                    


"Ze komen er zo aan." hoor ik Bart zeggen. Jawel, het is dus Bart. "Ze zijn hier waarschijnlijk over tien minuten." Tien minuten! We hebben maar tien minuten om een plan te verzinnen. Ik kruip naar Warren toe, pak een blaadje en een pen uit mijn achterzak (heb ik altijd bij me, je weet maar nooit waar het goed voor is) en schrijf op: "Wat moeten we doen?" Warren leest het en zet eronder: "Stenen naar hun koppen gooien zodat ze knock out liggen en dan wegwezen?" "Waar heb jij stenen?"  schrijf ik. "Uhh, beschimmelde boterhammen dan?" Hij opent zo zachtjes mogelijk een plastic zak en een verschrikkelijke stank verspreid zich. Mijn brood. Helemaal vergeten.  "Oké" schrijf ik op. Ik heb een geweldig idee gekregen. Ik pak de zak en sluip naar het raam, tegenover het vuurtje van Ron en Bart. Ik neem de eerste boterham (Jakkie, mijn handen komen in de schimmel! Bwééék!) en richt op de struiken. Van het geritsel (en de stank) veren de mannen op. "Wat was dat?" zegt Bart. "Een beest of zo?" "Misschien." zegt Ron. "Oh. In dat geval is die zo weer weg." zegt Bart naïef. Nog een bammetje vliegt uit het raam. Nu worden de twee nieuwsgierig. Ze lopen om de boom heen en buigen zich over de struiken. Nu gooi ik wel vijf sneetjes naar de struiken. De lucht moet daar beneden niet te harden zijn, want het brood is op en ik ruik het hier. Ik gebaar naar Warren dat hij mee moet komen. De slimmerik heeft onze spullen al ingepakt en zo stil en behendig als ninja's klimmen we naar beneden en rennen geruisloos door het bos.

Pas als we een heel eind verderop zijn, stoppen we om even uit te blazen. "Dat was een onwijs goede zet, Myrthe!" hijgt Warren terwijl hij tegen een boom leunt. "Echt geniaal!" "Maar waar moeten we nu heen?" vraag ik. Het antwoord komt niet, want plotseling wordt ik achteruit getrokken. Ik ben te verrast om iets te roepen of me te verzetten. Voor ik besef wat er gebeurt lig ik vastgebonden in de struiken. Drie seconden later wordt Warren bovenop me gegooid. Een lange vrouw met steil rood haar en grijze ogen kijkt op ons neer. "Moet je zien wie er nu zomaar in onze armen rennen!" zegt ze met een abnormaal diepe stem. "De heks en haar vriendje! Nou, het is nu uit met je vreemde praktijken. Je bent erin getrapt met boter en suiker." Hulpeloos en bang kijk ik naar Warren, en hij kijkt al even hulpeloos en bang terug. Het was dus een val. Een hele slimme val. Diep vanbinnen heb ik wel respect voor die slimme dame, maar ik haat haar vooral. Ik haat haar omdat ze me probeert te vermoorden en ik haat haar omdat ze me een heks noemt. Ik brand ook van verlangen om te weten waarom ze dit doet, maar ik gun het haar niet om dat te vragen. En zo worden we meegenomen naar een Ferrari en in de stikdonkere achterbak gegooid.


De dodelijke gaveWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu