Hoofdstuk 17

15 3 0
                                    

'Mama,' riep ik angstig. 'Waar ben je?'

Bang speur ik het donkere bos voor me af. De grote hoge bomen toren dreigend boven me uit. Hun takken hebben veel weg van skelet armen, maar dan tien keren groter.

'Mama,' riep ik nog is, maar weer krijg ik geen antwoord terug. Voorzichtig loop ik het bos in. Steeds dieper en dieper. Waar de bomen steeds dichter bij elkaar staan. Takken raken mijn gezicht en maken mijn huid open. Ik voel hoe het bloed uit de verschillende aantal wondjes druppelt, maar nog steeds geef ik het niet op om mijn moeder te vinden.

Na een hele tijd te moeten wandelen en om nog meer takken in mijn gezicht te krijgen kom ik op een open plek terecht. De bomen die van der juist nog dicht bij elkaar staan. Zijn allemaal verdwenen.

De volle maan die stralend aan de donkere nachtelijke hemel schijnt verlicht de open plek. Met mijn ogen tot spleetjes geknepen speur ik de plek af. Mijn ogen blijven hangen op een persoon die aan de andere kant van de open plek staat. In het duister verhuld.

'Mama, ben jij dat,' riep ik naar de persoon toe. Voorzichtig wandel ik er naartoe.

'Ja, Aiden. Ik ben het, mama,' zei de stem, die veel op die van mama lijkt. De persoon stapt uit het donker uit en word verlicht door het licht van de maan.

Het is inderdaad mama, maar ze kijkt niet blij. Haar ogen kijken me kil en donker aan.

Verward kom ik struikelend tot stilstand. Een paar meter voor haar. 'Mam, wat is er?'

Ze lacht kil. 'Dat jij dat nog moet vragen, stom kind van mij,' sist ze. 'Jij hebt ons verlaten zonder iets te zeggen.' Ze wijst beschuldigend met haar vinger naar mij. 'Door jou schuld heeft papa zelfmoord gepleegd omdat hij het niet langer meer aankan. Omdat we jou niet vinden. Jij hebt van mij een weduwe gemaakt.' Schreeuwt ze. Elk woord dat ze zegt komt aan als een messteek. Tranen wellen op in mijn ogen.

'Ma...maar ik kan er niks aan doen,' stamel ik. 'Ik... ik was gewoon in het bos en ineens begint de wereld om me heen te draaien en was ik in een andere wereld dat Coyon heet.'

'Leugenaar,' riep ze schril.

'Nee, ik lieg niet, mama. Het is de waarheid.'

'Jij hebt nooit van je ouders gehouden,' schreeuwt ze schril. Voor mijn ogen zie ik hoe haar anders bruine zachte ogen, in kille giftig groene ogen veranderen. Haar bruin haar valt met plukken van haar hoofd. Een lange staart met een groen giftige angel groeit uit haar achterste.

Versteend van schrik kijk ik naar mijn moeder, die voor mijn ogen in een Dragon verandert.

'Je gaat hier voor boeten, hel kind,' zei ze schril. Met die woorden valt ze me aan. Haar giftige groene ogen die me kil blijven aankijken.

Met een schreeuw schiet ik overeind. Happend naar adem spert ik mijn ogen wagenwijd open en kijk angstig om me heen. Opzoek naar mijn moeder die me elk moment kan aanvallen en verscheuren. Nadat ik een tijdje de ruimte heb zitten afspeuren dringt het pas tot me door dat het maar een droom is geweest. Een hele nare droom, dat me nog steeds kippenvel bezorgt.

Langzaal ontspan ik me een beetje. Ik lig nog steeds in de verzorgingsruimte.

Mijn ademhaling begint terug zijn gewone ritme te krijgen. Rustig adem ik diep in en uit en probeer de beelden van mijn nachtmerrie uit mijn geheugen te wissen, maar telkens weer zie ik mijn moeders gezicht voor me veranderen in een Dragon. Doet me beven over heel mijn lichaam.

Ik moet hier weg. Ik moet weg uit deze donkere benauwde ruimte en wel nu.

Zo voorzichtig mogelijk zwaai ik mijn benen over het rand van het bed. Hoe voorzichtig ik het ook doe toch snelt er een pijnscheut door mijn zij heen. Ik krimp ineen. Met mijn hand op mijn zij gedrukt ga ik op mijn benen staan. Strompelend ga ik naar de deur, die ik krakend open duw.

Lawaai van de grote binnenplaats komt me tegemoet. Het is weer dag. Overal waar ik kijk zie ik de wezens heen en weer lopen. Van het ene marktkraam naar het andere. In een van de marktkramen ontstaat er een gevecht, doordat de koper niet wilde betalen wat de verkoper zei.

Zachtjes sluit ik de deur terug achter me dicht en strompel naar de grote poort, die me uitdagend lijkt aan te kijken. Alsof het wilt zeggen: "Je kan hier toch niet weg."

Uitdagend kijk ik de poort aan, maar mijn blik valt op iets anders en een vlaag van angst snelt door me heen. Aan de poort waar ik naar buiten wil gaan staat Owen, die zijn groene ogen speurend over elk wezen laat gaan.

Een soort woede snelt door me heen en voorzichtig wandel ik naar de poort toe. Met mijn gezicht van hem afgewend hoop ik dat hij me niet herkend, maar mijn hoop vervliegt.

'Mens,' riep hij vol afschuw en hij beent woest naar me toe. 'Met jouw heb ik nog een eitje te pellen.'

Voorzichtig draai ik me om en kijk hem kil aan. 'Waarom? Ik heb toch niks verkeerd gedaan?'

Woedend komt hij voor me tot stilstand. Ik zie dat zijn vuisten gebald naast zijn lichaam hangen. Klaar om aan te vallen.

'Door jou ben ik tweedes geworden,' sist hij kil naar me. 'Door jou ben ik mijn titel kwijt en ben ik Jazz kwijt.'

' Jij kan Jazz toch nooit niet krijgen,' zei ik zelfverzekerd en kijk hem recht aan. 'Ze valt niet op losers als jij die alleen maar naar macht snakken en meer niet. Ze wilt iemand hebben die echt om haar geeft...en jij bent dat niet,' voeg ik er met vaste stem aan toe.

'Trek die woorden terug, mens,' brult hij woedend in mijn gezicht. Hij doet dreigend een stap dichter naar me toe. Met heel veel inspanning blijf ik gewoon staan ook al wilt elk vezeltje in mijn lichaam achteruit deinzen.

'Ik denk er niet aan. De waarheid kwetst nu eenmaal,' zei ik zo rustig mogelijk. Hopend dat mijn stem niet trilde. Mijn hoop werd beloond.

Ik zie hoe de groene ogen van Owen vuur vatten van woede. Zijn rechter vuist snelt op me af, maar juist op tijd kan ik die blokken en zet een tegen aanval in. Maar Owen is er op voorbereid en pakt mijn arm vast terwijl die nog richting zijn gezicht suist. Hij trekt aan mijn arm en brengt me uit mijn evenwicht. Struikelend probeer ik te voorkomen dat ik op de grond ga vallen. Het lukt me ternauwernood. Maar een paar seconden later komt mijn gezicht met een smak tegen de stenen muur terecht van de omheining van de binnen plaats.

Een kreun verlaat mijn lippen. Mijn rechterarm die Owen nog steeds vast heeft word achter mijn ruw klem gezet. Ik voel hoe er langzaamaan druk word opgezet.

Met een gezicht dat vertrokken is van de pijn kijk ik kil naar Owen, die me boosaardig toe grijnst.

'Trek je woorden terug en bied je excuses aan,' sist hij in mijn oor. 'Ik vraag het maar één keer vriendelijk.'

Ik schud koppig met mijn hoofd. Ik ga nog liever dood dan dat ik tegen hem mijn excuses moet gaan aanbieden.

'Wat jij wilt.' Ik voel hoe de druk om mijn arm toe neemt. Mijn rechterschouder dreigt elke moment uit de kom te schieten. Met mijn kaken op elkaar geklemd probeer ik een kreun binnen te houden.

Denk na, Aiden. Hoe kan je uit deze situatie komen? Een idee begint zich te vormen in mijn hoofd. Voordat het idee helemaal is verwerkt slaag ik al toe.

Mijn rechtervoet stamp ik naar achter recht tegen zijn scheenbeen. Owen schreeuwt het uit van pijn en schrik.

De druk op mijn arm neemt af en ik trek hem uit de klem van Owen. Razendsnel draai ik om mijn as en geef hem een voorwaartse stamp tegen zijn borst. Hij struikelt achteruit en valt op zijn achterwerk op de grond.

'Dit komt ervan als je een mens onderschat,' sist ik hem woedend toe en ren er vandoor. De grote poort door. 

CoyonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu