Hoofdstuk 20

21 3 0
                                    

Kreunend kom ik langzaam aan weer bij bewustzijn. Elk vezeltje in mijn lichaam doet pijn en ik heb verschrikkelijke hoofdpijn.

Traag doe ik knipperend mijn ogen open. Ik lig weer in de kerker waar het stoffig en donker is. Mijn rug ligt op de koude stenen stoffige vloer.

Voorzichtig ga ik overeind zitten, maar hoe voorzichtig ik het ook doe. Een vlaag van misselijkheid komt in me op. Alles om me heen begint te draaien als een paardenmolen. Mijn maag draait zich om en ik kokhalst, maar door mijn lege maag komt er alle geluk niks uit.

Ik schuif op mijn achterwerk naar de muur en laat me er tegen aan zakken. Alles aan mijn lichaam doet pijn, maar echt alles. Zelfs het kleinste botje of spiertje protesteert als ik beweeg.

Beelden van gisteren flitsen door mijn geheugen. Oscar die me waarschuwt en me daarna van de berg afduwt. Ik die naar beneden valt en met een harde klap op een richel terecht komt, dat mijn leven red. Jazz die me kil aankijkt en haar arm tegen mijn keel duwt. Ik die boos word op haar en haar vader die me in elkaar slaat. Als laatste zie ik twee blauwe ogen die me verdrietig aankijken en daarna is alles zwart.

Zuchtend leg ik mijn hoofd tegen de stenen muur achter me en sluit mijn ogen.

Een piepend geluid van scharnieren dringt mijn oren binnen. Het teken dat er een deur word open gedaan. Ik doe mijn ogen terug open en schiet overeind...en dat had ik beter niet kunnen doen. Pijnscheuten snellen door mijn lichaam heen en doen me dubbel klappen. Met een luide kreun stort ik terug neer op de stenen grond.

'Aiden,' riep een meisjes stem bezorgt. Ik hoor hoe er voetstappen zich naar mij toesnellen. Een zachte tedere hand word onder mijn kin gelegd en duwt het zachtjes, maar dwingend omhoog. Mijn ogen ontmoeten twee heldere blauwe kijkers die me bezorgt en meelevend aankijken. 'Gaat het?'

Boos kijk ik haar aan. Dat ze dat nog durft te vragen. Nee, natuurlijk gaat het niet meer. Ik ben gisteren van een berg geduwd en daarna ben ik nog is een keer in elkaar geslagen ook.

Nee, het gaat niet, maar ik zei het niet tegen haar. Ik zei enkel: 'Nee.'

'Kom, ik breng je naar mijn kamer,' zei ze en ze trekt me omhoog aan mijn arm. Ik wil tegenwringen, maar ik heb geen grammetje kracht of energie meer in mijn lichaam. Als een lappenpop hang ik tegen haar aan, terwijl zij mij naar boven sleurt.

We gaan de trap op, die uitkomt in de lange gang waar al die portretten en schilderijen hangen van mensen, die je verdrietig en argwanend aankijken. Een koude rilling loopt over mijn rug.

Maar in plaats dat we door die gang gaan lopen. Neemt Jazz me mee naar een andere gang, die uitkomt bij een grote trap die naar boven gaat. Strompelend nemen we die trap naar boven. Boven aangekomen komen we terug een lange gang in. Waarvan de vloer is bedekt door een dikke zachte rode tapijt. In deze gang hangen gelukkig geen schilderijen. We wandelen door de gang totdat Jazz ineens halt houd aan een kamerdeur en die open doet. Met een zacht duwtje duwt ze me naar binnen.

Haar kamer in.

Met grote ogen kijk ik naar haar kamer, dat er heel gezellig en kleurrijk uitziet. Midden in haar kamer staat een groot hemelbed waarvan de gordijntjes wit zijn. Rond haar bed ligt een groot wit tapijt.

'Ga maar zitten op mijn bed,' zei ze en ze wijst ernaar.

Aarzelend wandel ik ernaar toe en ga er voorzichtig opzitten. Bang dat ik het ga vuil maken. Onzeker kijk ik haar aan. Ik zie hoe ze een groot handdoek pakt en een washandje. Daarna beent ze naar een andere deur en doet die open. Waar een badkamer is. Ze legt de handdoek en het washandje in de kamer. Daarna draait ze zich om en kijkt me aan.

CoyonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu