Hoofdstuk 18

26 3 2
                                    

Rennend loop ik over de houten brug die over de gracht ligt. Mijn voeten bonken luid op het hout. Dat geluid verandert al snel in geknars nu dat mijn voeten over de grijze stenen denderen.

Met mijn handen die hevig heen en weer gaan langs mijn lichaam. Ren ik door de smalle straatjes van Coyon. De wezens die me voorbij zien snellen kijken me argwanend aan.

Verschillende pijnscheuten snellen door mijn zij, maar ik letten er niet op. Ik verwelkom de pijn dat door me heen snelt. Het zorgt ervoor dat ik even niet aan mijn ouders denk en al zeker niet aan mijn moeder die verandert in een Dragon en op het punt staat om me te vermoorden.

Mijn ademhaling gaat gejaagd in en uit. In mijn binnesten klopte er iets heel hard tegen mijn borstkas dat het bijna gisteren had opgeven. Mijn hart.

Bijna ben ik de stad uit toen ineens iemand mij tegenhoud. Een sterke hand pakt mijn arm beet en trekt me achteruit. Met een angstig kreetje verlies ik mijn evenwicht en valt op de grond.

Ik wil terug overeind krabbelen, maar een zware voet dat op mijn gewonde zij duwt belemmert dat. Een kreun verlaat mijn lippen.

Angstig kijk ik omhoog en kijk in iemands gezicht dat me bekend voorkomt, maar van waar?

Zijn heldere bruine ogen kijken me kwaad en onderzoekend aan. Zijn grijze baard is verwildert en lang. Onder zijn ogen heeft hij wallen. Het teken dat hij al nachten niet goed meer heeft geslapen.

'Waar denk jij heen te gaan, jongeman,' vroeg de oude man met een krakende stem.

'Euh...naar een plek waar ik even alleen kan zijn,' antwoord ik en kijk hem recht aan.

'Niet liegen, jongen.' Zijn voet leunt harder op mij. Een harde kreun verlaat mijn mond.

' Wie ben jij?'

'Ik...ik lieg niet.' Toen ik iets in zijn ogen zag veranderen. Kijk ik hem wanhopig aan. 'Echt waar. Ik lieg niet. Geloof me.'

'Ik geloof je nog steeds niet jongen, maar wie ben je?' Zijn voet blijft staan waar hij staat en het begint vreselijk pijn te doen waar hij opstaat.

'Ik ben Aiden,' kreun ik en ik duw zachtjes met mijn hand tegen zijn schoen zodat het niet zou opvallen. Maar hij ziet wat ik van plan ben en duwt nog een beetje harder op mijn zij zodat ik zijn voet helemaal niet meer weg krijg. Een vreselijke pijnscheut snelt door me heen. Ik schreeuw het uit. Tranen wellen op in mijn ogen van de pijn.

'Aiden, die naam klinkt me bekend in de oren,' zei de oude man nadenkend. 'Een jongen die niet van hier is heeft ook die naam. Hij is een mens.' Hij kijkt me aan. 'Jij lijkt hard op hem, maar jij kan hem niet zijn. Hij zal al wel lang dood zijn.' Hij zucht vermoeid.

'Ne...nee, ik ben Aiden,' zei ik wanhopig.' Ik ben die mens waarover je het hebt, Oscar.' Zijn naam floepte ineens uit mijn mond. Angstig kijk ik hem afwachtend aan.

Zijn ogen kijken me onderzoekend aan. Heel die tijd hou ik mijn adem in. Wachtend op een teken van herkenning.

'Maar als jij echt Aiden bent,' mompelt hij in zichzelf. 'Dan hebben ze je laten leven, maar waarom? Waarom hebben ze je laten leven?' Hij kijkt me vragend aan.

'Dat weet ik niet juist,' antwoord ik. 'Ze willen dat ik mee ga vechten met een oorlog dat aan het komen is. Meer weet ik ook niet. Echt niet!' zei ik er nog snel achter toen hij me wantrouwig aankijkt.

'Oké, jongen,' zei hij zuchtend. Traag haalt hij zijn voet van mijn gewonde zij vandaan. 'Ik geloof je.'

Met mijn hand druk ik op mijn zij dat pijnlijk klopt. Voorzichtig kom ik overeind en kijk Oscar aan, die me zit aan te staren.

CoyonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu