Hoofdstuk 19

15 4 0
                                    


Ik voel hoe ik van de rand word geduwd. Schreeuwend probeer ik met mijn handen de richel nog vast te grijpen, maar het enigste wat ik grijp is lucht. Met paniek in mijn ogen kijk ik naar boven recht in het gezicht van Oscar dat me vriendelijk glimlachend zit aan te kijken.

De wind waait als een woeste storm in mijn oren. Rukt aan mijn kleren. De wind begint steeds sneller te waaien terwijl ik als een blok naar beneden val.

Ik knijp angstig mijn ogen toe. Wachtend totdat de afgrond zou komen dat mijn leven zal weggenemen. In één klap.

De afgrond komt eerder dan ik had verwacht. Met een knal kom ik op harde grond terecht. Alle lucht word uit mijn longen gezogen. Happend naar adem lig ik ineengedoken op een richel dat uitsteekt uit de muur van de berg. Mijn schouder waar ik ben op terecht gekomen klopt pijnlijk, maar ik leef nog. De richel heeft mijn leven gered.

Langzaam kreunend kom ik wankelend overeind en kijk naar boven. Ik ben enkele meters naar beneden gevallen. Boven aan de rand is Oscar verdwenen.

Daarna kijk ik naar beneden. De diepte die me tegemoet kijkt lijkt onmens diep. Langs daar kan ik al zeker niet van de richel komen, dan zit er maar één ding op langs boven.

Ik haal diep adem en schud al mijn ledematen los voordat ik aan de helse lange berg klimtocht begin.

Met mijn handen tast ik naar uitstekende stenen waar ik me aan kan vasthouden. Met mijn voeten zoek ik steun. Langzaam maar zeker klim ik omhoog. Steeds hoger en hoger. In mijn zij snelt er telkens als ik mijn been hoger op trek om steun te zoeken een pijnscheut door heen, dat me doet ineenkrimpen. Maar toch geef ik niet op.

Mijn armspieren trillen van inspanning. Zweetdruppels parelen op mijn voorhoofd. Maken mijn handen vochtig. Mijn T-shirt plakt tegen mijn natte rug.

Na wat wel een eeuwigheid lijkt pak ik de rand vast van de berg. Met heel veel moeite weet ik mijn eigen er op te sleuren. Trillend en naar adem happend lig ik met mijn rug uitgeput op de grijze steen, dat bijna mijn dood betekende.

Boven me zie ik hoe de zon langzaam aan terug zakt. Terug het duister in, dat op de loer ligt om elk moment terug tevoorschijn te komen. Het werd avond. Ik ben gewoon een hele dag weggeweest. Nu gaan ze zeker denken dat ik ben weggelopen. Sowieso als ik nu terug naar het kasteel ga dat ik zeker en vast gestraft gaat worden. Ik ben tenslotte nog steeds hun gevangen.

Ik krabbel overeind en ga rechtstaan. Mijn benen trillen van mijn gewicht dat erop leunt. Traag kom ik in beweging en ga op weg. Op weg naar het kasteel, dat nu mijn thuis moet zijn, maar dat het eigenlijk nooit niet gaat worden.

Een thuis is iets waar je de mensen kan vertrouwen en dat kan ik niet. Ik vertrouwde Oscar ook een beetje. Niet hard, maar toch een beetje. Maar ik had nooit niet durven denken dat hij me zou vermoorden. Dat had ik niet in hem gezien.

Weer word ik er aan herinnerd dat ik hier niemand kan vertrouwen. De wezens die hier wonen willen me enkel dood meer niet. Ik ben maar een achteloze mens, dat niks betekent en ook niks waard is.

Jazz?

Haar naam duikt ineens op in mijn gedachten. Haar naam doet mijn hart sneller slaan, maar er gaat ook iets van wantrouwen door me heen. Stel nu voor dat zij ook diep vanbinnen mij ook wilt vermoorden omdat ik maar een mens ben. Ook al hebben we elkaar gekust en heeft ze mijn leven gisteren gered, maar het kan altijd dat dat ineens in haar opkomt.

'Ik kan hier niemand vertrouwen,' mompel ik in mijn eigen. Ik kijk naar de lucht die langzaam aan donker blauw word. Het blauw spreid zich oneindig ver uit. Een gevoel van eenzaamheid en alleen zijn nestelt zich in me. Alsof ik de enigste mens op de wereld ben en in dit geval is dat ook zo. Ik ben de enigste mens in deze wereld en ik word verafschuwd.

CoyonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu