uitvoering opdracht 1: Casuelle en Snoepie00

38 1 0
                                    

Casuelle

1264 na Christus, Groot-Brittannië

Slurpend van zijn warme soep, liet Eduard voor een derde keer zijn ogen over het stuk perkament in zijn handen glijden. De ridder, die de boodschap overgebracht had en nu naast Eduard aan het bureau stond, schuifelde zenuwachtig met zijn voet heen en weer over de verweerde houten vloer. Twee meter naast de ridder stond één van de bedienden van Eduard, wiens met angst gevulde ogen schichtig heen en weer bewogen

"En waarom moet dit meisje nu dood?" doorbrak Eduard de stilte, zijn wenkbrauwen fronsend. "Welke zonde heeft zij begaan?" Hij verplaatste zijn blik van de tekst naar de ridder en keek hem doordringend aan. "Locksley?"

Ridder Adam Locksley, een van de besten in heel Engeland, zuchtte diep en boog zich, trillend van angst, een stukje naar voren, totdat hij met zijn lippen ter hoogte van Eduards oor hing.

"Sir, begrijpt u het dan niet?" begon hij met onvaste stem. "Dit schepsel is-... zij is..." Zijn ogen schoten door de zaal en zijn stem stokte in zijn keel. "Zij is... een heks."

Vermoeid en geïrriteerd rolde Eduard met zijn ogen. "Locksley," mopperde hij zuchtend, "hoe vaak moet ik uitleggen dat heksen niet bestaan, voordat je het begrijpt?" Eduard pakte zijn kom van de houten tafel en slurpte het laatste restje soep op, terwijl hij de mannen naast zich doordringend aankeek.

Locksley, die niet goed wist wat hij moest zeggen, bewoog zijn hand gefrustreerd door zijn haar.

"Maar, Sir!" jammerde hij smekend. "U hebt haar krachten nog niet kunnen aanschouwen, u hebt geen idee wat voor vreselijke dingen zij kan aanrichten!"

"Inderdaad," beaamde de bediende, verlegen met zijn hoofd knikkend, terwijl hij naar een grote, diepe snee op zijn gezicht wees. "Ziet u dit, Sir? Hekserij, ik zeg het u!"

Weer zuchtte Eduard diep. "Dat is een simpele vleeswond, Axus, daar komt geen hekserij aan te pas." Hij tikte met een zuur mondje tegen zijn lege wijnkruik aan, en zond een vernietigende blik naar zijn bediende. Een blik die boekdelen sprak. Meer wijn.

Breng me naar dat meisje toe, nu meteen," beveelde hij grommend van frustratie. "Dan kan ik met mijn eigen ogen zien hoe gevaarlijk ze daadwerkelijk is."

De ridder schudde zijn hoofd en ging voor de deur staan. "Het spijt me, maar dat kan ik niet toestaan, Sir."

Eduard vertraagde zijn pas en keek hem giftig aan."Ik vroeg je ook niet om toestemming, Locksley," beet hij hem toe. "Maak de paarden gereed, en wel nu!"

Niet heel veel later kwamen twee anderen bedienden op Eduard en Locksley afgesneld, twee paarden met zich mee trekkend. In een rap tempo staken ze de binnenplaats van het kasteel over, in de richting van de mannen. De lange, slungelige jongen duwde de teugels van de grote, voskleurige merrie in de handen van Locksley, toen hij eenmaal voor zijn neus stond, terwijl de andere bediende de gespierde, zwarte hengst stevig vast hield, terwijl Eduard op het grote dier stapte.

"Sir." Met een beleefde hoofdknik liet de bediende de teugels los en stapte een paar meter naar achteren.

"Locksley." Eduard doorbrak de onheilspellende stilte en wenkte de ridder met een geïrriteerde beweging van zijn pols, terwijl hij zijn rijdier aanspoorde. "Vertel me eens, waar moet ik naartoe?"

"D-deze kant op, Sir Eduardo," stamelde de ridder zenuwachtig. Hij zette zijn paard aan tot een drafje en ging naast Eduard rijden. "Richting de stad, Sir."

Over koetjes en kalfjes babbelend, probeerden de twee mannen geen ongemakkelijke stiltes te laten vallen tijdens de korte rit naar de stad. In de verte zagen ze, na niet al te lang gereden te hebben, de torens van de muur fel afsteken tegen de blauwe hemel. Eduard hoorde de kerkklokken luiden en zag hoe de stad dikke wolken pikzwarte rook uitspuugde.

Letters van Inkt - SchrijfwedstrijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu