16

97 7 8
                                    

Omdat mij verhaal minder dood was dan ik dacht, heb ik me er toch nog eens achter gezet en komt hier het vervolg :D opmerkingen zijn altijd welkom want daarvan kunnen we alleen maar leren toch ? :D lovies

Ik liep, liep naar nergens maar toch naar overal. Ik wilde gewoon weg. Gekwetst en vernederd. Ik hield van Maarten maar dit had ik nooit van hem verwacht. Ik weet niet waar dat hij dat haalde dat hij niet meer dan een oppas was. Ik stopte met lopen en liet me op de bank onder de lantaarnpaal vallen. Waarom kon mijn leven niet gewoon normaal zijn. Waarom kon ik niet een gewone tiener zijn die nu en dan eens een discusie had met de leerkrachten of straf kreeg als ze voor de zoveelste keer dronken thuis kwam. Waarom moest ik dit zijn? Ik kwam thuis zonder dat er iemand was die me in zijn armen kon nemen of me hielp met Milo. Elke dag moest ik er weer zijn als een robot geprogrammeerd. Ik zou er zo veel voor doen om weer normaal te kunnen zijn. Om weer een vader te hebben die de krant las in zijn oude duffe zetel en een moeder die soep voor me op tafel zette.

Ik dacht terug aan het moment dat Maarten me gedichten leerde schrijven. Hij was er van overtuigd dat ik het ook kon. Ik moest toegeven dat het me wel hielp met denken en mijn gedachten te ordenen. Ik dacht terug aan een gedicht dat ik enkele dagen eerder schreef. Ik wist dat ik moest loslaten maar ergens maakte me het bang. Bang dat ik me nog eenzamer zou voelen.

Soms is loslaten moeilijk

Als een ballon

Je laat het touwtje steeds losser

Tot je enkel nog het laatste eindje

In handen hebt

Tot je werkelijk het laatste beetje controle

 in handen hebt

je laat los

geen controle meer

over de weg die de ballon zal maken

vliegt hij mijlen ver

of land hij voor je voeten

een ballon blijft een ballon

maar elk verlies valt zwaar

Ik tuurde naar de hemel, naar de sterren. Ik kon er uren naar blijven kijken. Nathan’s vest, waarvan ik nu pas merkte dat ik ze nog steeds aan had, trok ik dichter tegen me aan. Ik hoorde een auto traag voorbij rijden en enkele meters verder stoppen, gevolgd door een geschreeuw: “ Nele, kom uit die koud. Stap in de auto.” Ik verroerde me niet, ook al wist ik dat Nathan het goed bedoelde. Ik wilde niets anders dan hier naar de sterren kijken, gewoon aan niets moeten denken. Niets moeten zeggen. Gewoon naar  de sterren kijken en niets doen.

~        Nele

~        …

~        Nele, zeg iets alstublieft

~        Ik ben het praten beu, Nathan. Ik ben moe om te vechten voor een leven te verantwoorden dat ik zelf niet eens wil hebben.

~        Oke dan praten we niet, maar mag ik wel hier blijven? Ik wil er zeker van zijn dat je geen domme dingen doet

~        Als dat je gelukkig maakt, geen probleem.

Nathan kwam naast me zitten en keek me nog eens met een blik aan die verraadde dat hij daar maar al te graag op hat willen antwoorden maar dat hij zich inhield. Zo bleven we wel een tijdje zitten, turen naar de sterren. De straten afspeuren naar ergens beweging of gewoon voor ons uitstaren en nadenken. Het was geen ongemakkelijke stilte, het was gewoon een stilte die ik nodig had.

~        Dank je

~        Geen probleem, echt waar. Mag ik je wel nog één vraag stellen?

~        Tuurlijk, doe maar.

~        Mag ik je nummer? Dan kan ik je tenminste bellen wanneer ik je zoek of ik me zorgen maak.

Ik gaf hem een flauwe glimlach terwijl ik hem mijn nummer gaf. Het werd weer voor enkele minuten stil. Niemand die echt wist wat te zeggen of gewoon nood had aan spreken.

~        Je bent niet alleen Nele

~        Waarom lijkt dat dan zo?

~        Dat weet ik niet maar je bent niet alleen. Zolang ik kan lopen zal ik u volgen en zolang ik kan spreke zal ik dode momenten opvullen. Ik zal altijd blijven luisteren zolang ik kan horen. Nele, je bent niet alleen.

~        Das heel erg lief van je, soms zou ik echt willen lopen gaan van mijn problemen. Gewoon doen alsof mijn leven normaal is.

~        Jij bent sterker dan dit, lopen heeft geen zin . Ik ben je misschien nog maar 3 uur, misschien zelfs 4, maar ik weet nu als dat je een straffe madam bent.

~        Misschien heb je wel gelijk.

~        Kom we gaan naar de auto, naar waar moet ik  je brengen?

~        Ik ga niet vluchten van mijn problemen, breng me maar terug naar het feest. Tom vraagt zich vast af waar in blijf

Tranen van spijtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu