Abby.
Rustig speel ik wat met mijn telefoon en zucht zachtjes als er na een tijdje iemand voor me gaat zitten. Ik kijk op, maar kijk al snel weer naar mijn telefoon als ik zie dat 't Tim is. Wat wilt hij van me? Langzaam kijk ik naar hem als hij wat zegt. Een re-match? Serieus? Lichtjes frons ik, maar herstel me snel. Volgens mij had hij het niet eens door, of hij wilde het niet door hebben. Langzaam laat ik mijn ogen weer afglijden naar mijn telefoon en geef hem geen reactie. Waarschijnlijk zou ik toch niet eens een keus hebben. Ik grijns even bij de gedachte dat hij niet tegen zijn verlies kan, maar blijf naar mijn telefoon kijken. Dat wist ik al; hij haat het om te verliezen en doet dat ook niet vaak. Waarschijnlijk had hij mij tijdens de gymles gewoon verkeerd ingeschat. Ik ben tenslotte een meisje en die kunnen niet basketballen, volgens hem. Basketballen doe ik omdat ik het leuk vind en ik weet dat hij dat ook doet, maar hij wint liever dan dat hij verliest. Het is inderdaad leuk om te winnen, maar als je er plezier in hebt, maakt het toch allemaal niet meer uit of je wint of verliest? Zo zie ik het. Bovendien speel je beter en heb je een grotere kans om te winnen, als je plezier hebt.
Nadat Tim weg is leg ik mijn telefoon op tafel en kijk hem nog even na. Kort denk ik na of ik moet gaan of niet, maar heb al snel mijn beslissing genomen. Nogmaals; waarschijnlijk zou ik geen keus hebben en zou hij denken dat ik bang ben om tegen hem te spelen als ik niet ga, of zoiets.
Langzaam sta ik op en pak mijn rugzak van de grond, waarna ik die over mijn schouder heen sla. Even kijk ik in Tim's richting, maar kijk al snel weer weg, zodat hij gewoon dacht dat ik aan het rondkijken was. Ik merkte wel dat hij naar mij keek; al de hele tijd en ook voordat hij naar me toe kwam, trouwens. Waarom staarde hij zo naar me? En waarom doet hij dat nú weer? Hij heeft toch niks door, huh? Wat als hij me herkent? Misschien kijkt hij daarom wel de hele tijd naar me? Misschien heeft hij wel iets door en vroeg hij me daarom voor een re-match. Even slik ik bij die gedachte, maar probeer die snel van me af te schudden. Het is onmogelijk dat hij iets door kan hebben, toch? Ik ben veranderd; ik zie er anders uit dan drie jaar geleden. Hij kan me nooit herkennen. Langzaam laat ik mijn blik afglijden naar de klok om te zien hoe laat het was. Het tussenuur was pas net begonnen, maar ik leek hier al uren te zitten. Even denk ik na en pak uiteindelijk mijn telefoon weer van de tafel. Ik moet toch iets doen om de tijd te doden en als ik hier blijf, word ik alleen maar aangestaard door Tim; in mijn ooghoek zie ik hem nog steeds kijken. Even grijns ik, maar ergens geeft het me wel een bang gevoel. Het komt best wel stalkerig over. Hey, hoe zou jij je voelen als je de hele tijd werd aangestaard door één of andere jongen?
Na lang nadenken merk ik dat ik nog steeds mijn telefoon in mijn hand had en stuur een sms naar Sam. Inmiddels heb ik haar nummer alweer. Die gaf ze aan me tijdens het omkleden in de kleedkamer. Ik vraag me af waar ze is, maar dat ga ik niet vragen. Zin om te basketballen?, stuur ik in plaats daarvan naar haar, want zoals ik al eerder zei; ik moet toch iets te doen hebben en ik kan gelijk trainen voor mijn re-match met Tim voor vanmiddag, want iets zegt me dat hij beter zijn best gaat doen dan tijdens de gymles. Hem verslaan wordt dus moeilijker, maar ik weet dat ik het kan. Het is niet dat ik het erg vind om te verliezen; dat zei ik eerder ook al, maar ik wil niet dat Tim denkt dat meiden niet kunnen basketballen. Terwijl ik op een reactie terug wacht laat ik mijn ogen langzaam door de kantine glijden en laat mijn blik heel even rusten bij Tim en Mark. Hij is inmiddels opgehouden met staren. Eindelijk! Die gast maakte me al nerveus met zijn gestaar. Serieus; wat wilt hij van me? Behalve winnen dan. Ik frons even als ik iets voel trillen in mijn hand en kijk er dan naar. Mijn telefoon. Natuurlijk. Ik open Sam's sms dan en grinnik even om haar antwoord. Ja, is goed. Ik heb de bal al bij me. Tot zo. Ik glimlach dan even en knik kort, ook al ziet zij dat niet en stuur nog een kort antwoord terug. Tot zo.
Langzaam loop ik het schoolplein op en kijk even rond, waarna ik opzoek ga naar het basketbalveldje. Ik weet dat die hier ergens is, maar ik ben vergeten waar. Het is ook al zo'n drie jaar geleden sinds ik hier voor het laatst was.
Als ik het veldje na enige tijd gevonden heb, loop ik erheen en zie dat Sam al bezig is met spelen, samen met nog wat andere jongens en meiden. Sommige ken ik nog wel, maar veel ook niet. Even glimlach ik en leg mijn rugzak naast het bankje neer, waarna ik mijn telefoon uit mijn zak haal en even naar de tijd kijk. Kort zucht ik even en stop mijn telefoon dan in mijn rugzak, waarna ik naar Sam kijk als ze me roept. Rustig loop ik naar haar toe en glimlach. "We hebben al teams gemaakt." hoor ik haar zeggen en knik dan even, waarna ik mijn ogen laat glijden over de spelers. Ik heb geen idee hoe iedereen speelt... Ook omdat ik niet meer iedereen ken. Ik weet niet eens of ik ze überhaupt ooit ontmoet heb. Kort grinnik ik en knik dan, nadat ik weet wie mijn teamgenoten zijn.
Nog even loop ik terug naar het bankje en doe mijn jas dan uit, waarna ik die naast mijn rugzak neer leg. Rustig loop ik dan naar mijn helft van het veld en ren snel op de bal af als we zijn begonnen. Kort kijk ik om me heen als ik de bal te pakken weet te krijgen en gooi die al snel naar een teamgenoot, voordat die wordt afgepakt of ik geblokkeerd wordt. Snel ren ik naar voren en vang de bal dan weer terug, waarna ik die door het net heen gooi. Ik grijns even en loop dan rustig weer terug naar het helft van mijn team.
Even rek ik me uit en probeer weer op adem te komen, waarna ik even rond kijk. Ik frons even als ik naar het bankje kijk en ik twee meisjes bij mijn rugzak zie staan, waarvan er één in mijn rugzak zit te rommelen. What the... Weer frons ik als ik word opgemerkt en ze wegrennen. Langzaam loop ik terug naar mijn rugzak en kijk of alles er nog in zit. Ik zoek naar mij telefoon en zucht diep als ik die niet kan vinden. Nee, hè... Snel kiep ik mijn rugzak leeg, maar kan hem nog steeds niet vinden. Waarom zou je in godsnaam een telefoon willen stelen? En waarom moeten ze mij hebben? Ik ben pas net weer in Nederland. Ik zucht diep, prop alles snel weer terug in mijn rugzak en kijk dan even het veld op, waarna ik zeg dat ik even weg ben. Even kijk ik naar de plek, waar de meisjes naartoe renden en strik dan snel mijn veters als ik merk dat die los zitten. Snel ren ik weg van het veld, op zoek naar de twee meisjes.
Aangezien ik sneller ren dan zij, heb ik ze al snel gevonden. Ze zijn inmiddels gestopt met rennen op buiten adem te komen. Ik stop ook met rennen en loop langzaam op ze af. Diep zucht ik als ze me weer opmerken en het op een lopen zetten. Jeez, worden die nou nooit moe. Snel ren ik ze weer achterna, het park op en vergroot kort mijn ogen even als ze een bankje omver gooien. Die durven... Nog net lukt het me eroverheen te springen, waarna ik snel verder ren.
Na een tijdje merk ik dat ze langzamer beginnen te rennen en dus moeier worden. Ze hadden beter niet op een basketbalveldje kunnen gaan stelen? Stelen van sporters, serieus? Niet dat ik een sporter ben, maar ik heb veel gebasketbald, wat me aardig snel heeft gemaakt. Ik grijns even en verhoog mijn pas dan, waarna ik ze weet in te halen. Ik leg mijn hand op de schouder van één van de meisjes en kijk naar het voorwerp in haar handen; mijn telefoon. Weer grijns ik en kijk haar dan weer aan, in haar ogen. Ik schat haar veel jonger dan ik. '"Jij hebt iets dat van mij is." zeg ik dan, op een boze toon en pak mijn telefoon dan snel uit haar handen, wat ook nog moeilijk gaat, aangezien ze hem vast blijft houden, waarna ik zonder verder nog iets te zeggen langzaam weer terug loop naar het basketbalveld, waar ik mezelf uitgeput op het bankje laat vallen. Langzaam ga ik met mijn hand naar mijn rugzak en haal er een flesje water uit. Ik neem een paar grote slokken en gooi de rest leeg over een hoofd, waarna ik het lege flesje weer terug in mijn rugzak stop. Die kan ik later altijd nog vullen. Even laat ik mijn blik afglijden naar de tijd op mijn telefoon en zucht even als het bijna weer tijd is voor de volgende les, waarna ik mijn rugzak pak en die over mijn schouder heen hang. Net als de bel gaat loop ik langzaam terug naar het schoolgebouw.