Hoofdstuk 1

750 25 5
                                    

"Fenna, wakker worden," Evert aait zachtjes over haar wang, maar Fenna houdt haar ogen gesloten. "Fen, kom op," Evert kust haar nek, haar voorhoofd, haar wangen, het puntje van haar neus en uiteindelijk haar lippen. "Lieverd, kom nou. We zijn al laat." Hij probeert het nog een laatste keer. Uiteindelijk knippert Fenna met haar ogen en rekt ze zich uit. "Ik haat ochtenden." Vertelt ze Evert. Hij lacht, dat is iets wat hij al behoorlijk lang wist. "Weet je wat voor dag het vandaag is, Fen?" Vraagt hij haar terwijl hij weer naast haar gaat liggen. "Woensdag?" Fenna kijkt met een geïrriteerde blik naar Evert. Ze vraagt zich af waar dit nou weer over gaat.

Evert lacht en kust haar. "Dat ook," grinnikt hij, "maar we zijn vandaag ook precies een jaar samen." Fenna wrijft in haar ogen en lacht dan zachtjes. "Dat wist ik wel," mompelt ze, "maar het is-" "-ochtend," onderbreekt Evert haar lachend. "Als jij nou gaat douchen, zal ik dan reserveren bij dat hele leuke restaurantje aan het water, voor vanavond?" Fenna knikt en gooit de dekens van zich af. Voordat ze uit bed stapt zoent ze Evert. "Ik hou van je," fluistert ze. "Ik ook van jou," Evert lacht naar haar, "ondanks je ochtendhumeur."

Als ze, een halfuur te laat, op het bureau aankomen begint een lange, saaie dag. De vorige dag hadden ze een grote zaak afgerond, en daarom moeten ze nu het papierwerk voor de zaak ook afronden. Fenna zit de hele stilletjes te hopen dat er ergens iemand vermoord wordt, zodat ze tenminste iets kunnen gaan doen, maar zo werkt het niet. Om 16.00 komt Bram, die even pauze had genomen het bureau in gerend. "Overval! Juwelier!" Roept hij terwijl hij zijn jas van zijn stoel rukt. "Evert kom!" Roept hij dan, en de twee mannen zijn verdwenen voordat Fenna ook maar op kan staan. Ze kreunt zachtjes. Als de mannen op pad zijn, betekent het dat zij achter haar bureau zoveel mogelijk informatie moet gaan zoeken. Saai werk dat ze het liefst andere mensen laat doen.

Een uur later is Fenna er wel klaar mee. Ze is ook verbaasd dat ze nog niks van Evert en Bram heeft gehoord. Zo lang duurt het normaal gesproken niet om bij een overval te gaan kijken. Tenzij er sprake is van een gijzeling, maar dan zou er om versterking zijn gevraagd en zou zij niet meer achter haar bureau zitten. Ze heeft er een slecht gevoel over, en ze checkt haar telefoon om de paar minuten om te kijken of de mannen al iets van zich hebben laten horen. Net als ze opstaat om te gaan kijken of Liselotte toevallig iets weet, gaat haar telefoon. 'Bram' staat er op het scherm. Snel neemt ze op.

"Fen! Fenna!" Bram klinkt een beetje paniekerig en elke spier in Fenna's lichaam staat meteen op spanning. "Ja, Bram, wat is er?" Vraagt ze terwijl ze opstaat. "Fen, er is iets gebeurd," Bram kan nauwelijks uit zijn woorden komen. Fenna pakt haar jas, "waar zijn jullie, dan kom ik eraan." Ze wurmt haar ene arm in de jas en zoekt haar autosleutels op haar bureau. "Nee, Fen," Bram begint weer te praten, "ga even zitten, er is-er is-" Fenna beseft opeens dat Bram wel heel erg in paniek klinkt. Paniek begint zich nu door haar eigen lichaam te verspreiden en ze zakt terug in haar stoel. "Wat is er Bram? Waar is Evert?" Vraagt ze zachtjes. Ze is doodsbang voor het antwoord.

"Fen," Brams stem breekt. "We hebben een ongeluk gehad. En Evert is gewond. Ik weet het niet precies, maar het is niet goed. De ambulance is er nu en ze nemen hem mee naar het ziekenhuis. Ik ga met hem mee. Kom jij ook?" Fenna knikt, en dan bedenkt ze zich dat Bram dat niet kan zien. "Ja, ik kom," fluistert ze. Als Bram ophangt laat Fenna de telefoon uit haar handen vallen en begint ze te snikken. Met trillende handen veegt ze haar tranen weg. Ze heeft hier nu geen tijd voor. Ze moet naar het ziekenhuis. Ze moet naar Evert.

Fenna's rit naar het ziekenhuis lijkt uren te duren. Met trillende handen zit ze achter het stuur. Ze parkeert haar auto op de eerste plek die ze ziet en sprint dan naar de deuren van het ziekenhuis. Eenmaal binnen weet ze het niet zo goed meer, maar opeens ziet ze Bram. Ze rent naar hem toe en laat zich dan in zijn armen vallen. Hij houdt haar stevig vast en dan begint ze weer te huilen. "Weet je al iets?" Vraagt ze Bram. Hij schudt zijn hoofd en begeleidt haar daarna in de richting van een paar stoelen. "Ga ff zitten, Fen. Even rustig." Hij komt naast haar zitten en aait over haar rug terwijl zij probeert te kalmeren.

Ik Ben Bij JeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu