Hoofdstuk 17

141 13 0
                                    




Ik open mijn ogen voorzichtig. Als ik een kikker voor mijn neus zie schiet ik rechtop. Verbaast kijk ik om me heen. Bomen, struiken en bladeren. Meer niet. ik ga even met mijn hand door mijn haar in de hoop me iets te herinneren van wat er gebeurt is.

Dan herinner ik het me weer. De kerk... hoe Sam angstig in men ogen staarde en hoe ik die onschuldige man heb vermoord. Ik herinner me ook hoe ik me omdraaide en begon te lopen naar weet ik veel waar, zodat ik mijn vrienden niet kon kwetsen. Ik herinner me dat ik uren heb zitten rennen, totdat ik geen vinger voor ogen kon zien door de donkere kleuren van de nacht en de bomen die het licht van de maan tegenhielden. Dat ik vermoeid door mijn knieën zakte en daar waarschijnlijk in slaap ben gevallen.

Ik word uit mijn gedachten getrokken als de kikker die eerst voor mijn neus zat nu vrolijk verder sprong. Toen kwam er een gedachte in me op, "Hoe is alles ineens zo hard kunnen veranderen?"

Opnieuw werd ik uit mijn gedachten getrokken door mijn gsm die begon te trillen. Snel viste ik hem uit mijn broekzak en keek aar het scherm. Sam belde..

Even twijfel ik, ik heb totaal geen zin om met hem te praten, maar ik verga van de honger en ik kan nergens heen dan thuis, met Sam..

ik neem op:

"Colby?" De stem van Sam is zacht maar kraakt hier en daar, alsof hij heeft gehuild.

"hey" antwoord ik. Ik hoor Sam zenuwachtig lachen.

"hey" het is even stil... "Colby waar ben je? ik was DOOD ongerust"

"ik ben euh... Sam ik weet niet waar ik ben" zeg ik in paniek.

"rustig Colby, wat zie je?" zijn stem is behoorlijk kalm, bijna té kalm.

"dat is het juist, ik ben in een bos. ik zie alleen bomen en struiken Sam, hoe kom ik hier ooit uit?"

"kan je iets anders zien? een straat, huis, kapel?"

Ik sta op en draai om mijn as om mijn omgeving op te nemen. Er zijn oneindig veel bomen, geen uitweg... Of toch?

"Colby? ben je er nog?" De stem van Sam brengt me terug tot de realiteit.

"ja, ik ben hier" zeg ik bijna fluisterend.

"heb je iets gezien? Colby, ban je oke?" vraagt hij, een beetje

"euh, ja ik ben oke. En ja ik zie een klein gebouw"

"super, ga daar naartoe en hou me aan de lijn oke"

"oke" fluister ik en loop richting het gebouw.


*10 minuten later*

"Sam, ik ben er bijna"

Ik hoor Sam iets op de achtergrond zeggen tegen Elton, dan komt hij terug aan te telefoon 'goed, blijf daar'

Wanneer ik het gebouw heb bereikt kijk ik er even naar. Het is een soort kapel met een kruisje aan de deur. Binnen staan twee mensen te bidden. "Wacht Sam, ik kan aan mensen vragen waar ik ben" ik hoor een oke van Sam en stap dan op de mensen af. Ondertussen leg ik af.

"euhh hallo kan ik even storen" vraag ik beleeft, ik sta nog altijd buiten de kapel omdat ik er geen voed kan binnen zetten.

De twee mensen overleggen even, met hun rug naar mij toegekeerd. Ze hebben beide een lang zwart kleed aan met een zwarte kap over hun hoofd.

"hallo?" roep ik nu een beetje luider.

"jongeman, dit is heilig eigendom, fluisteren alstublieft" ik rol met mijn ogen. "weet u waar ik ben?" Ik hoor de rechtse vrouw grinniken. "u bent op het domein van onze god" zegt ze dan.

"oke...?? waar is dat?" De vrouw steekt een lange kaars aan. "In het linzenbos jongeman" Ik knik en sms naar Sam. Dan kijk ik weer naar de vrouwen. Geschrikt stap ik een paar stappen achteruit. De twee vrouwen staan nu voor me, hun gezichten bedekt met de schaduw van hun zwarte mantel. "u weet dat u hier niet mag komen, toch?" Ik slik zenuwachtig. "ik euhh... nee dat wist ik niet" fluister ik, bang dat ze zouden gaan roepen.

"u bent op heilig eigendom, een wezen als jij brand in hell" Ze zetten allebei een stap dichter.

"wat bedoelen jullie, alsjeblieft geef een antwoord" smeek ik, misschien kunnen deze mensen me eindelijk een antwoord geven. "je weet het niet eh?" "wat weet ik niet?"

"dat je bezeten bent" Na die woorden komt het brandende gevoel weer. Mijn hoofdpijn, en de stem in mijn hoofd.

'heeft lang genoeg geduurd' zegt hij.

alsjeblieft hou op, laat me gaan, smeek ik terug.

'heb je gedacht, je bent te zwak Colby, te zwak'

Met die woorden verdwijnt hij weer, samen met het brandende gevoel en de hoofdpijn.

Tranen verlaten mijn ooghoeken en rollen als kristalheldere regendruppels over mijn wang. "alsjeblieft, help me" snik ik nog. De twee vrouwen lachen even gemeen. "je bent niet meer te redden, het enigste lot dat jij nog hebt is wachten op de Helhonden" Ze stappen weer wat dichterbij. "om je dan mee te nemen naar de zwarte poort van je nachtmerries" met die woorden trekken ze hun mantel af. Ik schreeuw het uit. Ze hebben...... Geen gezicht, alles is zwart. Maar toch voel ik hun gemene grijns op me branden.

Ik val achteruit en met betraande ogen kijk ik op. De vrouwen zijn weg, net zoals de kapel dat zonet nog een paar meter voor me stond.

Dan hoor ik mijn naam . De stem lijkt op.... Sam!

Ik spring op en loop naar het geluid. Wanneer ik een klein figuur in de verte zie zwaai ik hevig met mijn handen. Ik zie hem terug zwaaien en loopt daarna naar me toe.

Hij komt altijd maar dichter bij, ik zie zijn lichaam nu beter en zijn gezicht staat op blij. Alles kan niet beter totdat ik de stem weer hoor.

"als hij een stap dichter zet vermoord ik hem" mijn hart slaat een slag over. Deze woorden spookte door mijn hoofd. "STOP SAM" roep ik. De jongen kijkt me verward aan en stapt toch verder naar me toe. "nee sam, ik vermoord je nog" tranen verlaten mijn ogen. "dat doe je niet" zegt hij terug. Mijn lichaam brandt nu en Sam komt steeds dichter. Ik strompel een paar passen achteruit. "alsjeblieft nee, doe dit niet" fluister ik, mijn lichaam gaat op en neer van de snikken.

Ik kijk op en zie Sam nu voor mijn neus staan. Hij legt een hand op mijn schouder en hij bekijkt me met betraande ogen aan. "ik weet wat er met je scheelt Colby" ik knik. Maar mijn lichaam is zo warm dat ik elk moment kan ontploffen. Dan voel ik mijn arm omhoog gaan zonder iets er tegen te kunnen doen. 'nee' fluister ik niet, amper hoorbaar. Mijn hand grijpt naar Sam zijn keel. Hij valt op de grond en ik zit nu op hem. Hij hapt naar adem maar zijn ogen verlaten de mijne niet. "STOP" roep ik luidop, maar de stem antwoordt niet.

"C-colbs?' hoor ik Sam fluisteren. Het brandende gevoel vermindert en daar grijp ik mijn kans. Ik duw me van Sam weg en val op de grond.

"je hebt geluk" zegt hij nog en verdwijnt dan weer.

Sam ligt op de grond en haalt diep naar adem. Snikkend sta ik op en loop naar hem. Even zie ik angst in zijn ogen. 'Sam?' ik geef hem een hand en help hem overeind. "het is goed Colby, ik weet dat het jou niet was'" ik kijk hem even verwonderd aan. "dus je weet van..." hij knikt.

"en je bent niet bang" zeg ik en trek een wenkbrauw op. "eerlijk? ik ben doodsbang, maar ik kan mijn beste vriend niet in de steek laten toch? je bent het enigste wat ik nog heb"

Bij die woorden knuffelt hij me en een gevoel van geluk stroomt door me heen. Ik knuffel terug en ik weet dat ik vroeg of laat hem zal moeten loslaten. Maar nu, nu geniet ik van dit moment.











OMGGGG, het is zoooooooo lang geleden!!!

ik hoop dat jullie het leuk vonden :)(:

adiós,

<33

Save Me From HellWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu