Bekentenis

492 22 3
                                    

Peter en ik hebben besloten om even rustig ergens te zitten, dus zijn we over het hekje heengestapt en zijn we in het gras op de vlakte gaan liggen. En gek genoeg, nu ik hier zo lig, heb ik ineens zin om nog veel verder te gaan. Om de rest gewoon achter ons te laten en samen weg te gaan. Maar ik weet dat dat niet kan.

'Ik denk dat ik nu nog meer problemen krijg met die vrienden van je, of niet?' vraagt Peter ineens. Ik draai mijn hoofd om en kijk hem aan. Ik glimlach. 'Nee hoor, ik zal ze niks vertellen.' Hij knikt, maar kijkt toch een beetje ongemakkelijk. Hij zei net dat het hem speet, meende hij dat echt? Ik moet het vragen. 'Je zei dat het je speet,' zeg ik. 'Meende je dat echt?' Hij kijkt een tijdje naar de sterren en dan weer naar mij. 'Ja..'

Het voelt als een klap in mijn gezicht. 'Oké.' Ik ga overeind zitten zodat ik de teleurstelling kan verbergen. Maar zodra ik overeind ga zitten, doet Peter dat ook. 'Hé, ik heb er spijt van, maar niet om de redenen waar jij aan denkt.' Nee, vast niet. 'Oh ja? Aan welke redenen denk ik dan?' Hij zucht. 'Avery, alsjeblieft..' Maar ik kan alleen maar denken aan zijn lichaam tegen die van mij. Zijn lippen op de mijne. Ik schrik op als hij mijn hand vastpakt.

'Oké, als je het zo wilt hebben..' Hij zucht. 'Jij denkt dat ik er spijt van heb omdat je denkt dat het gewoon een opwelling was en ik het achteraf gezien niet wilde, of niet soms?' Ik zeg niks, maar ik knik langzaam. 'Dat is niet waar..' Ik kijk hem aan als hij zegt: 'Het is deels waar.. maar het is ingewikkeld.' Ik wil graag dat hij het uitlegt, maar ik weet dat hij dat moeilijk vindt. Toch zegt hij: 'Het was een opwelling, dat klopt, maar het is niet zo dat ik het achteraf toch niet wilde.'

Hij streelt met de vingertop van zijn duim over mijn hand. 'De enige reden dat ik er spijt van heb, is omdat ik je heb laten schrikken en niet stopte toen jij dat wilde.' Ik frons. 'Hoe bedoel je "en niet stopte toen jij dat wilde"?' Hij kijkt me niet-begrijpend aan. 'Je zei mijn naam..' Ik schiet bijna in de lach als ik me bedenk dat hij het mis heeft. Ik zei zijn naam en ik draaide mijn hoofd weg om op adem te komen en niet omdat ik wilde dat hij stopte.

Dat zeg ik hem dus ook: 'Ik moest gewoon adem halen..' Gek genoeg begin ik te lachen en Peter doet mee. 'Oh,' zegt hij daarna. 'Maar.. en ik wil niet opscheppen of zo, maar als je sterk genoeg was geweest om me aan te kunnen, had je me dan weggeduwd?' vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. 'Nee..' Hij glimlacht licht. Dan vraag ik: 'Mag ik jou nu iets vragen?' Hij knikt.

'Waarom stopte je?' Ik moet het gewoon weten. Hij zucht en kijkt naar het gras als hij antwoord geeft: 'Ik weet het niet.. er gebeurde iets raars. Eerst leek het alsof ik niet meer na kon denken, maar toen ineens gebeurde er iets in mijn hoofd en toen had ik door waar ik mee bezig was.' Hij kijkt bedenkelijk. 'Ik.. nee.' Maar ik wil het weten. 'Wat?'

'Ik durf het niet te zeggen.' Hij kijkt me niet aan. 'Waarom niet?' vraag ik. 'Omdat het heel erg is..' Hij zegt het zo zacht dat ik bijna denk dat ik het niet goed verstaan heb. 'Alsjeblieft?' Hij schudt zijn hoofd. 'Nee, ik wil je niet bang maken..' Ik kan er niks aan doen, maar ik moet toch lachen. 'Wat is er met jou gebeurd? Eerst doe je er alles aan om me bang te maken, en nu wil je het niet?'

Hij zucht. 'Goed dan. Ik.. toen ik al die erge dingen deed, kon ik op dat moment ook niet nadenken. Pas toen het gebeurd was en ik er niks meer aan kon doen, drong het pas tot me door wat ik deed. En.. meestal vond ik het toen helemaal niet zo erg.' Hij kijkt me nu aan. 'Maar net kreeg ik ineens bewust door wat ik aan het doen was. En dat vond ik wel erg.' Ik glimlach licht. 'Maar ik niet.' Hij slaat zijn ogen neer. 'Dat is ook precies wat zo erg is..'

'Hé, als het nu weer gaat over dat je me pijn zal doen, dan moet je daar eens mee ophouden, want dat is onzin,' zeg ik. 'Maar Lynn heeft gelijk, ik ben niet goed voor je..' Ik zucht. 'Ik dacht dat jij je niks aantrok van wat ze zei?' Hij haalt zijn schouders op. 'Als het om jou gaat wel.' Ik voel iets in mijn buik kriebelen.

'Mag ik je nog iets vragen?' vraagt hij. Ik knik. 'Wat..' Hij zucht. 'Wat er net gebeurd is, wat betekent dat voor jou?' Mijn hartslag versneld en ik word heel gespannen.

Wat moet ik zeggen? Moet ik zeggen wat waar is? Dat ik het ontzettend fijn vond en dat ik het jammer vond dat hij stopte? Dat ik me gelukkig voelde toen hij zo dicht tegen me aanstond? Dat ik.. ja, dan geef ik het maar gewoon toe ook, gevoelens voor hem heb?

Of moet ik dat niet zeggen? Want wat als het voor hem niks betekende? Wat als hij er gewoon zin in had en daarna bedacht dat ik het misschien wilde en verder niks? Als ik nu toegeef dat het heel veel voor me betekende, verpest ik dan alles?

'Waarom zeg je niks?' vraagt hij. 'Ik.. durf het niet te zeggen.' Hij begint te lachen, maar wordt dan heel serieus. 'Waarom niet?' Ik voel dat ik rood word, maar gelukkig is dat niet te zien in het donker. 'Omdat ik bang ben.' Hij fronst. 'Waarvoor?' Voor het toegeven van mijn gevoelens natuurlijk. 'Ben je bang dat je me zult kwetsen?' vraagt hij. Als ik niks zeg, zegt hij: 'Het maakt niet uit, het is niet alsof ik dat niet verdien of zo.'

'Dat verdien je ook niet,' zeg ik. 'En zo is het ook helemaal niet..' Maar meer durf ik niet te zeggen. 'Alsjeblieft,' smeekt hij me. 'Dit kwelt me..' Ik zucht. 'Sorry..' Het is heel lang stil, maar dan zegt hij: 'Mag ik mijn eigen vraag dan beantwoorden? Misschien verpest ik hiermee alles.. maar ik moet het kwijt.' Hij kijkt me niet aan.

'Je hebt me verandert. Ik had niet gedacht dat het ooit mogelijk zou zijn, maar het is dus wel zo. Je dacht dat ik je vervelend vond, maar dat is echt niet zo. Ik kan wel begrijpen dat jij míj vervelend vond. Maar.. ik voelde gewoon.. ik wilde bij je zijn. Daarom kwam ik steeds naar je toe. Maar ik wist dat ik dat niet zou moeten doen. Ik wist het en toch kon ik mezelf niet tegenhouden..'

Hij zucht. Dan kijkt hij me aan. 'Je geloofde in me toen ik niet meer in mezelf geloofde. Je steunde me toen ik alle hoop al opgegeven had. En je hebt me in laten zien dat ik.. dat ik niet op moet geven. Dat ik ertegen moet vechten. Door jou weet ik dat mijn hart nog klopt. Dat het vol zit met verlangen.' Hij lijkt even te twijfelen, maar dan pakt hij mijn hand vast en legt hij die samen met zijn eigen hand op zijn hart.

'Voel je dat?' Zijn hart gaat als een bezetene tekeer. 'Dat komt door jou. Eerst bracht je me in verwarring en ik probeerde mezelf ervan te overtuigen dat ik wilde dat je uit mijn buurt zou blijven, maar dat wilde ik helemaal niet. Ik vond het fijn dat je in me geloofde. Ik word echt gek als je niet bij me bent. Door jou voel ik me levend.' Hij haalt onze handen van zijn hart af en legt die van mij terug in het gras. 'Wat ik dus eigenlijk probeer te zeggen is dat het voor mij veel betekende wat er gebeurd is. Ik hoop niet dat je me egoïstisch zal vinden als ik zou zeggen dat ik blij ben dat het gebeurd is.'

Ik word echt helemaal gek. Wat hij allemaal gezegd heeft.. Mijn hart begint woest te bonken, alsof het naar hem toe wil gaan. Mijn buik ontploft bijna van vlinders. 'Ik ben verward door mijn gevoelens voor je,' zegt hij. 'Ik wist niet eens dat ik zoiets kón voelen voor iemand.' Hij voelt hetzelfde voor mij als ik voor hem. Ik kan het haast niet geloven.

Ik moet iets zeggen, maar ik weet gewoon niet wat. Ik ben zo overrompeld door wat hij allemaal gezegd heeft. Maar hij wacht totdat ik iets zeg. Ik moet iets zeggen.. 'Ik heb het verpest, hè?' zegt hij dan. Ik schud mijn hoofd. 'Nee..' Ik schraap mijn keel. 'Je hebt het niet verpest, ik.. weet alleen niet zo goed wat ik moet zeggen.' Wat?! Ik weet precies wat ik wil zeggen. Namelijk dat ik gek op hem ben.

'Het was ook te mooi om waar te zijn.' Hij glimlacht bedroefd. 'Wat dacht ik? Dat je ook maar één seconde zou kunnen denken dat je me leuk zou vinden?' Ik kijk hem aan. 'Wil je daar alsjeblieft mee ophouden?' zeg ik. 'Je bent veel leuker dan je denkt. Ik kan het echt niet uitstaan dat je je dat niet beseft! Dat je niet gelooft dat ik ook gevoelens kan hebben voor jou!' Hij kijkt me afwachtend aan. Maar omdat ik niet weet wat ik moet zeggen, schuif ik maar iets dichter naar hem toe en leg ik mijn hoofd op zijn schouder. Hij slaat zijn arm om me heen en samen kijken we naar de sterren.

'Het betekende heel veel voor me,' zeg ik dan als antwoord op zijn vaag. 'Kun je me geloven als ik zeg dat ik bij je wil zijn? Dat ik me fijn voel bij je?' vraag ik. 'Ik zal het proberen.' Als ik naar hem kijk, zie ik dat hij glimlacht. 'Mooi.' Ik glimlach ook. 'Kunnen we dan nu verder waar we gebleven waren?' Hij begint te lachen en schudt dan zijn hoofd. 'Vanavond niet. Ik ga proberen een goeie jongen te zijn.'

Peter, die gaat proberen een goeie jongen te zijn. Voor mij. Ik geef hem een kus op zijn wang en kijk dan naar de sterren.

Divergent: Peter HayesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu