Hoofdstuk 19

19 2 0
                                        

'Wat gebeurde er nadat Leon geraakt was?' Vraagt ze. 'Kun je je herinneren wat jullie toen deden?' 

Ik doe mijn ogen dicht. 'Probeer te situatie af te spelen in je hoofd,' zegt ze. Haar stem is zacht, aanmoedigend, bijna alsof ze me echt wilde helpen. 'Je was bij hem in het bos...'

Ik was bij hem in het bos. Er zat bloed op mijn handen, op mijn kleding. Zijn bloed. Zijn ogen waren dichtgevallen en na enkele minuten deed ik mijn gezicht dichter bij die van hem, om te luisteren of hij nog ademde. En dat was zo. Hij zag er helemaal anders uit dan vroeger. Zijn ogen waren dof, hij had een stoppelbaard en zijn gezicht was smaller. Maar het was nog altijd Leon. Hij was nog altijd mijn Leon. Eigenlijk niet. Hij was van Fien. Waar was zij in hemelsnaam.

Ze was aan het proberen of ze ergen anders bereik kon vinden. Maar dat was niet zo. Na een tijdje kwam ze als een hysterisch kind aangelopen om te vertellen dat ze een auto gevonden had en daarmee naar het ziekenhuis kon rijden. We hadden wel een probleem, want we wisten de weg niet. Fien zei dat ze dan maar wat rond zou rijden en uiteindelijk wel een weg zou vinden. Ik moest hier blijven, wachten op hulp en de tweede dader gaan zoeken.

Het zelfmoordbosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu