Hoofdstuk 5

88 12 0
                                        

'Sarah!' Ik word wakker van een hand die me door elkaar schudt. 'Sarah, ik moet je wakker maken. Sarah.' Iemand trekt mijn oogleden omhoog en schijnt met een verblindend licht in mijn ogen.
'Au!' Wanneer ik knipperend mijn hoofd draai, laat een hand mijn kin los.
'Het spijt me, meissie, maar ben je wakker?' Het gezicht is nu akelig dichtbij, haar ogen staren me aan. Ik knipper weer. Dan knik ik. 'Ja. Ja, ik ben wakker.'
Ik weet niet wanneer ik in slaap ben gevallen. Voor mijn gevoel heb ik de halve nacht wakker gelegen, gravend in mijn geheugen in een poging om de gebeurtenissen op een rijtje te krijgen. De silhouetten van de agenten achter het glas. De wonden. Het huisje. Dat moet ik niet vergeten te zeggen tegen de politie... maar dan moet ik eerst mijn hoofd op orde brengen.

Maar hoe dichter ik bij de kern kom van wat ik probeer te herinneren, hoe waziger het wordt.

Wat is er gebeurd? Wat doe ik hier?

Die laatste zin moet ik hardop hebben uitgesproken, want de verpleegkundige glimlachte vriendelijk naar me. 'Je hebt een ongeluk gehad, meid.'
'Komt het goed?'
'Ja hoor. Je hebt niets gebroken. Maar dat mooie gezichtje van je heeft een flinke slag gehad. Je hebt een paar mooie blauwe ogen, maar geen botbreuken.' Ik was erg geschrokt toen ze dat zei, maar bleef aandachtig luisteren. 'Daarom moest ik je wakker maken. We moeten om de zoveel uur controleren of je nog bij bewustzijn bent.'
'Ik sliep,' zeg ik onnozel, en wrijf over mijn gezicht. Dat doet pijn, alsof ik met mijn hoofd tegen een ruit ben gelopen. 'Voorzichtig,' zegt de verpleegkundige. 'Je hebt een paar kneuzingen en snijwonden.' Ik wrijf mijn voeten over elkaar. Ze zitten onder het vuil en opgedroogd bloed. Ik voel me vies, maar zeg niets. Wanneer ze zich omdraait om naar buiten te gaan, zie ik een silhouet buiten mijn deur, en ineens komt het gesprek van de afgelopen nacht weer terug. Het lijkt iets uit een nachtmerrie.
Is het echt gebeurd? Heb ik echt gehoord wat ik dacht dat ik hoorde, of heb ik het gedroomd?  'Wacht even,' zeg ik tegen de verpleegkundige. 'Vannacht hoorde ik mensen praten...'
Maar ze is al weg. Ik zie nog net hoe de politievrouw haar bij de arm pakt. En dan valt de deur dicht. Al goed kan ik een deel van het gesprek horen, maar was dat wel zo'n goed idee?

'Ik weet niet of u het al weet,' Zegt de politievrouw,'Maar het gaat nu om een moordonderzoek.'
'Ach, nee toch!' De verpleegkundige klinkt geschrokt.'Dus de arme ziel heeft het niet gehaald?'
'Nee, daarom is het erg belangrijk dat we met haar kunnen spreken.'

Het is dus waar. Ik heb het me niet verbeeld.
Het is waar.
Ik hijs mezelf moeizaam overeind. Mijn hart klopt in mijn keel.
Er is iemand onherroepelijk dood.
Er is iemand dóód.
Maar wie?

Het zelfmoordbosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu