hoofdstuk 14

109 2 0
                                    

GVD STOM KUT KIND! TOEN SLOEG HIJ ME. BEN JE WEL HELEMAAL GOED BIJ JE HARSES?! ZOMAAR WEGLOPEN! JIJ GAAT NU MET ME MEE BIATCH. Dat is alles wat hij deed. Toen pakte hij me heel hard in mijn arm vast en trok me mee. Maar ik protesteerde en hield mezelf vast. Anna rende naar de kassa, HALLO, HELP.

MIJN VRIENDIN HEEFT PROBLEMEN. GEWOON HIER IN DE WINKEL.

Snel ging de vrouw achter de kassa de beveiliging halen. Een grote sterke man hield ons uit elkaar. Toen ik eenmaal los was pakte ik ongemerkt een flesje bellenblaas. Toen de man van de beveiliging naar mijn vader keek fluisterde ik in Anna haar oor. Ann, als ik dit gooi, rennen we deze winkel uit, en de albertijn in. En toen kninkte ze. Ik telde ongemerkt af op mijn vingers, maar wel zo dat Anna het kon zien. Ik kninkte eerst en gooide toen zo hard als ik kon, de bellenblaas tegen zijn hoofd. GVD STOM KLOTE KIND! IK KRIJG JE WEL DUMB ASS. Toen rende ik en Anna weg, de albertijn in. We pakken een karretje, en doen de boodschappen die we nodig hebben er in. We hadden namelijk beloofd dat we het zouden halen. Als we alles hebben lopen we trug naar de fietsen. Ik haal mijn fiets van het slot af en leg mijn tassen in mijn krat, dat doed Anna me na. Ik kijk even op mijn telefoon. SHIT! ANNA WE MIETEN KEIHARD GAAN FIETSEN. Hoezo? vraagt Anna. HET IS AL ZES UUR GEWEEST DOOS. OM HALS ZEF HADDEN WE AL THUIS MOETEN ZIJN.

Kutzooi, zecht Anna. Snel stop ik mijn telefoon in mijn zak, en begin te fietsen. Gevolgd door Anna.

Nooit GedachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu