Hoofdstuk 3

71 4 0
                                        

Ik word wakker naast Damon op de matras in mijn tent. Mijn hoofd ligt op zijn borst en het geluid van zijn kloppende hart bonkt door mijn hoofd heen. Zijn arm ligt om mijn middel en trekt me tegen hem aan. Damon slaapt nog, zijn mond een klein beetje open en een regelmatige, rustige ademhaling. Ik blijf nog even liggen zodat hij niet wakker wordt en geniet van de warmte die hij afstraalt. Even later wordt hij wakker en opent langzaam zijn ogen. Hij kijkt even naar mij en dan om zich heen om te beseffen waar hij is. Hij laat zijn hand van mijn middel afglijden.

'Goedemorgen', zegt hij hees.

'Goedemorgen', antwoord ik, ik kom langzaam recht en hij volgt mijn voorbeeld.

'Zullen we naar buiten gaan?', vraag ik zacht, hij knikt. We lopen samen nog slaperig de tent uit. De rest zit al rond het gedoofde kampvuur.

'Goedemorgen, wat hebben jullie samen gedaan?', vraagt Jimme, hij wiebelt zijn wenkbrauwen en ik rol met mijn ogen. Ik hoor Damon grinniken.

'Dingen die jij niet wilt weten', zegt hij, we schieten beide in de lach als we de grote ogen van onze vrienden zien.

'Hebben jullie...?', vraagt Jess, ik schud lachend mijn hoofd.

'Nee, Jess', zeg ik voor ik naar het tafeltje loop en een boterham met choco neem. Ik ga naast haar zitten en begin te eten. Damon gaat recht tegenover me naast Duce zitten en begint ook te eten.

***

'Wij gaan', zegt Jess, de jongens zeggen een gedag en Jess en ik lopen het bos in. We praten heel veel tijdens het wandelen, zoals we altijd doen als we alleen zijn. Jess eiste een gesprek met mij alleen, daarom lopen we hier nu.

'En? Jij en Damon?', vraagt ze, ze kijkt me verwachtingsvol aan.

'Wat Damon en ik? We zijn gewoon vrienden', zeg ik haar lachend, ze zucht.

'Jammer, jullie zouden schattig zijn samen. Wat schrijven jullie trouwens in dat boekje?', vraagt ze.

'Allerlei dingen, geen belangrijke dingen', zeg ik haar.

'Als jij het zegt', er klinkt een luid geritsel waardoor ik ga stilstaan. Allemaal kleine dieren schieten weg in de struiken. Jess gaat naast me stilstaan. Ik kijk om me heen. Een oorverdovende stilte heerst over het bos.

'Laten we terug naar de jongens gaan', fluistert Jess, een lichte trilling is in haar tem te horen. Ik gebaar haar stil te zijn en spits mijn oren. In een struik links van me zie ik twee lichtbruine, bijna lichtgevende ogen. Ik draai me er naartoe en zet een stap achteruit als een donkere wolf uit de struik springt. Hij gaat stil staan voor ons. Vlak daarna springt er nog een wolf uit de struiken, hij is wat lichter van kleur en heeft groene ogen. Ik voel Jess tegen mijn arm aan trillen van de spanning. De wolven zien er eigenlijk niet gevaarlijk uit, ze hebben ook geen agressieve uitstraling. De wolf met de groene ogen staart ons nog even aan en sprint dan terug de bosjes in. De bruine wolf kijkt even om naar de andere wolf en kijkt dan weer naar ons. Hij besluit ook terug weg te sprinten. Ik besef dat ik de hele tijd mijn adem heb ingehouden als ik uitadem.

'Laten we terug gaan', zeg ik tegen Jess, ze knikt. We lopen naar het kamp, rennen bijna. Als we aankomen zijn de jongens er nog niet. We kijken elkaar even aan en besluiten dan in haar tent te gaan zitten en wat te praten tot te jongens terug zijn. Even later horen we de stemmen van de jongens dichterbij komen en zucht Jess opgelucht. We lopen de tent uit.

'Hey, hoe was het wandelen?', vraagt Duce. Ik kijk Jess aan die meteen begint te vertellen over de wolven die we hebben gezien. De jongens kijken ons met grote ogen aan.

'Gelukkig is jullie niets overkomen', mompelt Duce.

'Het vreemdste is dat ze niet bang leken voor ons, niet zoals ik dacht dat ze zouden zijn', mompel ik.

***

'Ik heb nog wat dingen aangevuld', zegt Damon, hij geeft me het boekje. Ik glimlach en sla het open.

56. Water, zoals in het meer waar we samen zwemmen, helder water

57. Licht, vooral maanlicht en het licht dat me Leya laat zien, maar ook ander licht

58. Vakantie

59. Dieren (ja, nog eens)

60. Liefde

Ik glimlach en kijk hem aan.

'Heel mooi, dank je', zeg ik hem, hij glimlacht ook.

'Wil je samen gaan zwemmen vanmiddag?', vraagt hij, ik knik.

'Graag'

***

Ik kom boven water en haal adem. Ik kijk om me heen of ik Damon zie, maar hij lijkt verdwenen te zijn. Opeens voel ik armen om mijn middel glijden en hoor ik achter me dat Damon boven water komt. Ik lach en leg mijn handen op die van hem.

'Weet je nog reden nummer 12?', fluistert hij in mijn oor. Ik denk even na maar kan het me niet meer herinneren.

'Nee, welke was dat?', vraag ik hem terwijl ik me omdraai in zijn armen.

'Soulmates', zegt hij, ik glimlach.

'Dus?', vraag ik hem, hij kijkt me recht in mijn ogen aan. Zijn lichtbruine ogen kijken me doordringend aan.

'Ik geloof dat ik die van mij gevonden heb', zegt hij me, ik grinnik. Hij blijft me bloedserieus aankijken.

'Ik?', vraag ik hem, hij knikt. Ik glimlach klein.

'Soulmates zouden verbonden moeten zijn, vind je niet?', vraagt hij me, ik grinnik weer.

'Vraag je me nu je vriendin te zijn?'

'Moest ik dat doen, zou je dan nee zeggen?', vraagt hij grijnzend aan me.

'Nee', geef ik toe, hij grinnikt.

'Dan ja, ik vraag je mijn vriendin te zijn', zegt hij.

'Heel graag', zeg ik voor ik hem knuffel. Hij knuffelt me stevig terug en duwt me wat later een stukje van hem af. Hij kust me zacht op mijn lippen. Meteen ga ik mee met zijn bewegingen.

'Ik vind je echt leuk, weet je?', fluistert hij als we stoppen.

'Ik jou ook'

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu