'Hoe ging de voorbije week op school?', vraagt de psychologe. Ze kijkt op de tablet die ze in haar hand heeft. Doordat ze me niet aankijkt kan ik naar haar kijken. Ik kan nog net een wolf op het scherm zien.
'Het was oké', zeg ik terwijl ik probeer mee te kijken op haar tablet.
'Oké?', vraagt ze, ze kijkt me aan waardoor ik mijn ogen afwend.
'Ja, het was oké', zeg ik.
'Kun je niet iets specifieker zijn?', vraagt ze, ik zucht zacht.
'Het was niet bijzonder slecht en niet bijzonder goed', zeg ik naar de waarheid. Iedereen bleef me de hele week aanstaren, dat is niet veranderd. Niemand kwam naar me toe of zei ook maar een woord tegen me, behalve Jess. Dat was het positieve aan de week. Ik werd goed met rust gelaten.
'Hoe reageerden je klasgenoten?', vraagt ze terwijl ze haar ogen terug op haar tablet richt.
'Ze praten niet tegen me, maar dat vind ik geen probleem. Alleen Jess praat tegen me', vertel ik.
'Jess is een vriendin, is het niet?', vraagt ze, ik knik.
'Al sinds de basisschool', zeg ik, ze knikt.
'Herken je deze wolf?', vraagt ze uit het niets. Ze toont me de tablet. De bekende wolf van Duce komt op de tablet tevoorschijn. Hij is duidelijk gewond, hij ziet er ook ongezond uit. Hij lijkt te manken op de foto en er zijn plukken uit zijn vacht. Ik knik en wend snel mijn blik af van de tablet.
'Ja, dat is Duce', mompel ik.
'Dat was de gewenste reactie, je mag niet naar ze willen kijken. Je moet afkeer voor ze ontwikkelen. Afkeer voor de mensen die in deze dieren kunnen veranderen', zegt ze, ik knik zacht en kijk weer naar mijn handen.
'Je sessie is gedaan voor vandaag, ik zie je volgende week terug', zegt ze. Ze staat op en legt haar tablet op haar bureau. Ik sta ook op en loop zo snel mogelijk de ruimte uit. Mijn vader staat op als ik haastig de deur van de wachtkamer open doe. Hij loopt naar de psychologe en bedankt haar. We lopen samen naar buiten.
***
'Je weet dat je vriendje dit heeft gedaan, toch?', vraagt de stem van een jongen. Ik wend mijn blik af van de stenen van de herdenkingsplaats en kijk naar de jongen. Hij ziet er niet dreigend uit, niet kwaad, zoals de jongens in de winkel. Hij ziet er zelfs vriendelijk uit, zijn ogen staan met medelijden. Hij komt naar me toe en gaat naast me staan. Hij staart even naar de stenen.
'Hoe voel je je?', vraagt hij oprecht, de vraag overrompeld me. Niemand heeft me dat de afgelopen maanden gevraagd, behalve de psychologe waar ik nooit eerlijk tegen ben. Ik wend mijn ogen van hem af en kijk naar het bloemperkje.
'Ik weet het niet', zeg ik hem zacht. Uit mijn ooghoeken zie ik dat hij me weer aankijkt.
'Kan ik me voorstellen', zegt hij.
'Hou je nog van Damon?', vraagt hij, hij klinkt niet alsof hij wilt dat ik zeg dat ik hem haat, zoals de rest. Hij wilt oprecht mijn mening weten.
'Ik weet het niet, mag ik nog wel van hem houden? Mag dat?', vraag ik de onbekende jongen terwijl ik hem weer aankijk. Hij haalt zijn hand door zijn haar en zucht.
'Dat moet je zelf uitmaken. Wint je liefde voor hem het van de wetenschap dat hij twee jongens heeft vermoord?', vraagt hij me. Ik draai mijn hoofd weer naar de stenen.
'Ik weet het niet, maar hij deed het uit liefde voor mij. Hij vermoordde die jongens omdat zij mij iets hadden aangedaan. Hij wilde me beschermen en is daar te ver in gegaan', zeg ik, hij knikt.
'Ja, hij is te ver gegaan', zegt de jongen terwijl hij zijn hand door zijn haar haalt.
'Wat is je naam eigenlijk?', vraag ik hem.
'Lyam, ik ben een oude vriend van Damon, Duce en Jimme', ik kijk hem meteen weer aan.
'Ben je er ook één?', vraag ik hem, hij kijkt me vragen aan.
'Wat ben ik?'
'Een weerwolf', zeg ik, hij grinnikt.
'Ja, maar een weerwolf klinkt zo negatief. Ik zeg liever de gave om in een krachtig, prachtig dier te veranderen', zegt hij.
'Wat is er gebeurd tussen jullie?', vraag ik hem.
'Er is niets gebeurd tussen ons. Zij wilden naar de mensenstad, op zoek naar hun soulmate', zegt hij, ik knik zacht.
'Soulmate, het bestaat dus echt', mompel ik.
'Ja'
'Daarom dat hij er zo sterk in geloofde', zeg ik, Lyam knikt.
'Heeft hij je zijn soulmate genoemd?', vraagt Lyam, ik knik.
'Ja, dat heeft hij, meerdere keren', hij glimlacht.
'Ik kan je naar de jongens toe brengen, maar ik waarschuw je, ze worden enorm zwaar mishandeld', zegt hij, ik knik meteen.
'Graag, ik wil ze zien'
'Kom je morgen na school naar hier? Dan kom ik je ophalen?', vraagt hij, ik knik.
'Doe ik'

JE LEEST
I Did Not Know Him
Werewolf"Ik dacht dat ik hem kende, maar blijkbaar dus niet" Stukje uit het boek: "'Maak je geen zorgen over die wolven, ze zullen je geen pijn meer kunnen doen, ze worden in de best bewaakte cellen van de wereld gehouden. Je zult ze nooit meer zien' 'Menee...