Hoofdstuk 6

42 4 0
                                    

'Ik raad haar twee keer per week psycholoog aan, en laat haar niets weten over die wolven', hoor ik de dokter tegen mijn ouders zeggen. Ik kijk naar de grond en zeg niets.

'Het komt wel goed met haar, ze moet dit alleen verwerken', zegt de dokter. Mijn ouders bedanken haar en staan op. Ik volg hun voorbeeld en loop met ze mee naar buiten. We gaan het ziekenhuis uit en lopen naar de parking. Ik hoor mijn ouders zacht tegen elkaar praten, maar luister niet naar hun woorden. Als we bij onze auto komen ga ik zitten. Mijn ouders gaan op hun plaatsen zitten en mijn vader rijdt ons naar huis. Thuis aangekomen ren ik de trap op en ga naar mijn kamer. Ik sluit mijn deur en ga op het bed zitten. Tranen beginnen weer over mijn wangen te rollen. Het is twee dagen na het incident, en ik kan niet stoppen met er aan te denken. Ik blijf mezelf vragen stellen die ik niet kan antwoorden. Kan ik nog van hem houden, nu hij twee mensen heeft vermoord?

Ik wend mijn ogen af van het plafond en staar nu naar mijn bureau. Het boekje, ons boekje, ligt op het bureau. Ik bedenk me of ik het opnieuw wil openen, of niet. Ik besluit op te staan en er naartoe te lopen. Ik open het boekje op de pagina waar Damon aan het schrijven was. Het bloed dat toen aan zijn handen zat op dat moment, is overgedragen op het papier.

325. Onze lief-

Tranen springen in mijn ogen en snel leg ik het boekje uit mijn handen. De reden was niet helemaal afgeschreven, maar het feit dat ik weet wat hij schreef, zet me aan het huilen.

***

Er klinkt een zacht geklop op mijn deur. Ik reageer niet en blijf naar het plafond staren. Het zijn vast weer mijn ouders die komen kijken hoe het met me gaat. Nou, niet goed dus.

'Leya? Kan ik binnenkomen?', vraagt de stem van Jess zacht. Ik spring op en loop naar de deur. Ik open hem en val in de armen van Jess.

'Jess', mompel ik zacht. Ze knuffelt me stevig terug. Ik laat haar los en gebaar haar binnen te komen. Als ik de deur heb gesloten loop ik naar mijn bed waar Jess al heeft plaatsgenomen.

'Had jij dit zien aankomen?', vraag ik Jess zacht, tranen staan in mijn ogen. Als ze me aankijkt zie ik dat er ook tranen in haar ogen staan.

'Ze waren onze beste vrienden', mompelt ze voor ze haar ogen afwendt naar mijn vloer.

'Dat is niet waar', zeg ik haar, ze kijkt verbaasd op. Nog steeds staan de tranen in haar ogen.

'Wat?', vraagt ze verbaasd.

'Dat is niet waar, ze zijn nog steeds onze beste vrienden', zeg ik haar. Ze glimlacht klein met waterige ogen en knikt.

'Je hebt gelijk, ze zijn nog steeds ons beste vrienden', mompelt ze.

'En dat zullen ze blijven'

***

De psychologe opent de deur van de wachtkamer waar ik met mijn vader zit. De vrouw oogt zakelijk, ze heeft een klembord in haar hand en een rechthoekige bril op haar neus.

'Leya?', vraagt ze, ik steek zacht mijn hand op.

'Komt u mee', mijn vader en ik staan op.

'Ik verzoek u nog even te blijven zitten', zegt ze zakelijk tegen mijn vader. Ik kijk naar hem om. Hij knikt en gaat terug in één van de comfortabele stoelen zitten. Ik wil eigenlijk niet alleen met haar mee gaan, maar doe het toch. We lopen door de vrolijk aangeklede gang naar een ander kamer. Dezelfde stoelen als in de wachtkamer staan ook in deze kamer.

'Ga maar zitten', zegt de vrouw, ze glimlacht vriendelijk naar me, maar ik zie dat de glimlach nep is. Ik ga in een stoel zitten en zij gaat in een andere zitten. Ze haalt haar klembord weer boven en bekijkt het even.

'Dus, Leya, je hebt een trauma omdat je de dood gezien hebt? Aangericht door je vriendje nog wel? Hij was dus anders dan je dacht?', vraagt ze, ik knik zacht en staar naar mijn handen. Ze wrijft het er allemaal nog eens in.

'En hij is één van die weerwolven?', vraagt ze, ik knik weer. Het klinkt nog steeds verschrikkelijk: "Damon, je vriendje, is een weerwolf en jij had het niet door".

'We zullen samen aan je trauma werken, zodat je je leven weer kunt voortzetten als een normaal persoon', zegt ze.

'Ik wil gewoon met Damon praten', zeg ik zacht, nog steeds naar mijn handen starend.

'Het spijt me, maar dat gaat niet lukken. Nog niet in deze staat. Hij heeft twee mensen vermoord, je zou hem moeten haten', zegt ze. Moet ik dat? Mag ik, als zijn vriendin, niet hopen dat ik hem ooit terug kan zien zoals ik hem zag? Mag ik geloven dat hij wel goed voor me is, ook al heeft hij twee jongens vermoord?

'Ik zal je over hem heen helpen', zegt ze met nog steeds die glimlach.

***

De beelden op het beeldscherm van de televisie gaan aan me voorbij. De woorden die de personages uitspreken ook. De volledige aflevering gaat aan me voorbij. De psychologe heeft me aan het denken gezet. Hem haten? Ik denk dat ik dat niet eens kan. Ik hou van hem, ik hou enorm veel van hem. Een traan rolt eenzaam over mijn wang. Ik huil weer eens.

'Schat, wil je iets drinken?', vraagt mijn moeder, ik reageer niet en veeg de volgende tranen uit mijn ogen. Ik hoor dat mijn moeder naar me toe loopt.

'Hey, wat is er?', vraagt ze bezorgd aan me. Ze gaat naast me zitten en trekt me in een stevige knuffel.

'Ik kan hem niet haten, mam, dat kan ik niet. Ik hou van hem, mam', mompel ik. Ze schudt haar hoofd.

'Je moet van dat idee af, Leya. Je kunt niet van hem houden, precies zoals de psychologe zegt. Hij heeft twee moorden op zijn geweten', zegt ze in mijn haar. Ik zucht en begin te huilen in haar armen. Ze heeft waarschijnlijk gelijk.

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu