Lyam neemt me mee naar zijn auto. We stappen in en hij rijdt ons weg van de school. Mijn moeder stuur ik een berichtje dat ik met Jess heb afgesproken. We rijden lang terwijl hij vertelt over zijn tijd met de jongens. Ik vertel hoe ik Damon ken en ik probeer te verwoorden hoe ik nu over hem denk.
'Hier is het', we staan in een bos, een heel lang stuk van de bewoonde wereld vandaan. Voor ons staat een oud gebouw dat er een beetje bouwvallig uitziet. We stappen beide uit. Lyam neemt me mee naar het gebouw, maar niet naar de hoofdingang. Ik ga stil staan als ik een oorverdovend geschreeuw hoor. Mijn ogen schieten naar Lyam die mijn pols vast neemt en me verder trekt.
'Wat was dat?', vraag ik hem. Hij legt zijn vinger op zijn lippen om me te zeggen dat ik stil moet zijn. We lopen naar een achteringang zonder dat iemand ons opmerkt. Bij een deur gaan we stil staan. De bewaking loopt wat verder van het gebouw en merkt ons niet op.
'Daar is een raam, dan kun je ze zien. Weet je zeker dat het wilt?', vraagt hij me, ik knik overtuigd.
'Kom dan maar mee', zegt hij. We lopen naar het raam en ik kijk naar binnen. Ik zie de drie jongens daar hangen. Hun polsen en enkels zijn geboeid en aan hun polsen worden ze omhoog getrokken. Hun voeten staan niet meer op de grond en ik wil me niet voorstellen hoe pijnlijk de positie is. Ze hebben alle drie meerdere wonden op hun borstkas en rug. Ze hebben ook pleisters op hun borst die verbonden zijn met rode draden. Ik vermoed dat die elektriciteit kunnen afgeven. Ze zien er moedeloos uit, hun hoofden hangen naar beneden en ze doen geen enkele moeite om de pijn te minderen.
'Mijn God', mompel ik zacht. Ik draai me naar Lyam en zie dat hij een klein steentje vast heeft. Hij komt naast me staan en gooit het steentje naar Damon. Het landt op zijn voet. Uit reflex schudt Damon met zijn voet. Hij begint te schreeuwen van de pijn.
'Er gaat elektriciteit door zijn lichaam, vandaar zijn geschreeuw', fluistert Lyam tegen me. Ik kijk verschrikt terug naar de jongens en zie dat Damon naar ons kijkt. Hij glimlacht als hij me ziet. Onbewust glimlach ik terug. Damon knikt naar Lyam. Die kijkt op zijn horloge en knikt.
'Kun je rijden?', vraagt Lyam me, ik knik verbaasd. Hij geeft me de sleutels van zijn auto.
'Rij terug naar huis. Over vier dagen kom ik je weer halen, dan kun je met ze spreken', zegt hij, hij knikt met zijn hoofd naar de drie jongens.
'Hoe dan?', vraag ik hem verbaasd.
'Ze gaan ontsnappen, als jij weg bent. Het is te gevaarlijk voor je om te blijven. Ga maar, ik kom mijn auto bij je thuis ophalen', zegt hij, ik knik en werp nog een laatste blik op Damon. Hij kijkt nog steeds naar me en glimlacht ook nog steeds. Ik glimlach nog een keer naar hem en ren dan zo voorzichtig mogelijk terug naar de auto. Ik open de deur, stap en in en rijd naar huis.
***
Ik open het boekje, ons boekje, nog eens en lees al onze redenen. Als ik bij de laatste kom besluit ik een nieuwe reden op te schrijven.
326. Onze tweede ontmoeting
Ik sla het boekje met een gelukzalige zucht terug dicht en ga op mijn bed liggen met het boekje in mijn armen. Over vier dagen zie ik Damon, Duce en Jimme terug. Ik ga ze opnieuw ontmoeten.
***
'Ik ga even iets te eten halen', zeg ik tegen mijn ouders. Ik sta op uit de zetel en loop naar de keuken. Snuffles volgt me meteen en gaat rond mijn benen heen en weer lopen. Ik neem wat chocolade uit de koelkast en loop terug naar de woonkamer. Ik stop echter halverwege als ik mijn ouders hoor fluisteren.
'Ze mag dit niet weten', fluistert de stem van mijn moeder zacht.
'Ze is in gevaar, Xandra, ze moet dit weten. Die weerwolf is ontsnapt en dat brengt haar in gevaar', fluistert de stem van mijn vader.
'Als we het haar vertellen is er een kans dat ze hem zelf gaat zoeken, dat kunnen we niet toelaten als ouders. Het is gevaarlijk om het haar te vertellen', zegt mijn moeder nu wat luider. Ik besluit dat ik lang genoeg weg ben geweest en loop de woonkamer binnen. Snuffles komt meteen achter me aan. Mijn ouders kijken op als ik binnen kom en gaan recht zitten. Ze geven elkaar nog een blik. Ik doe alsof ik niets gehoord heb en ga zitten met mijn chocolade in mijn hand.
***
Eindelijk zie ik de auto van Lyam door het raam voor mijn huis stoppen. Na een uur gewacht te hebben spring ik op en neem mijn telefoon uit de oplader. Ik ren naar de voordeur en open hem. Lyam staat op het moment om aan te bellen als hij mij ziet. Hij glimlacht als hij me ziet en laat zijn hand weer zakken.
'Ben je er klaar voor?', vraagt hij, ik knik.
'Ik denk het', mompel ik. Al vier dagen probeer ik me te bedenken hoe ik moet reageren als ik hem terug zie. Moet ik boos zijn? Blij om hem terug te zien?
'Oh, wacht', zeg ik voor ik naar mijn kamer ren. Ik gris het boekje van het voeteinde van mijn bed en ren terug naar beneden. Lyam staat geduldig op me te wachten in de deuropening.
'Klaar?', vraagt hij, ik knik. Ik neem mijn jas van de kapstok en doe hem aan. Het begint al aardig koud te worden buiten. Ik sluit de deur achter me en we lopen naar de auto van Lyam. Ik stap in. Lyam doet hetzelfde langs de andere kant en hij begint te rijden. We rijden in doodse stilte. Het boekje klem ik stevig in mijn handen terwijl mijn gedachten afdwalen. Aan de rand van een bos stopt hij zijn auto en stappen we beide uit. Ik klem het boekje nog steeds in mijn armen. Lyam neemt me mee het bos in. In het begin volgen we de bospaadjes, maar na een tijdje dwaalt hij er van af.
'Weet je al hoe je gaat reageren?', vraagt Lyam na een tijdje wandelen. Ik schud mijn hoofd.
'Moet ik boos op hem zijn? Of juist blij dat ik hem eindelijk terug zie? Ik weet het niet, ik weet het echt niet', zeg ik zachtjes.
'Bang is geen optie?', vraagt hij me, ik kijk hem vreemd aan.
'Bang? Waarom zou ik bang zijn?'
'Hij heeft twee jongens vermoord, ben je niet bang voor moordenaars?', vraagt hij.
'Kom op, het is Damon, hij zou me nooit iets aandoen. Dát is één van de weinige dingen die ik wél zeker weet', zeg ik hem, een luid geluid van takjes die breken vult mijn oren, waarna ik meteen twee armen om mijn middel voel glijden.
'Je hebt gelijk, ik zou je nooit iets aan doen', zegt zijn stem in mijn oor. Zíjn stem.
Damon.
JE LEEST
I Did Not Know Him
Werewolf"Ik dacht dat ik hem kende, maar blijkbaar dus niet" Stukje uit het boek: "'Maak je geen zorgen over die wolven, ze zullen je geen pijn meer kunnen doen, ze worden in de best bewaakte cellen van de wereld gehouden. Je zult ze nooit meer zien' 'Menee...