Hoofdstuk 16

56 4 0
                                        

Damon zit voor het graf van Duce. Ik bekijk hem van een afstandje en zie hem glimlachend tegen het graf praten. Wolven geloven dat de ziel van de overleden wolf bij hun lichaam blijft, tot dat ook vervaagd is. Ze geloven dus dat ze kunnen blijven praten. Ik laat hem even alleen zijn met zijn beste vriend.

'Hoe gaat het met hem?', vraagt de stem van Lyam naast me.

'Wel oké, denk ik. Hij praat tegen Duce en dat doet hem goed denk ik', zeg ik Lyam, hij knikt.

'Gelukkig blijft hij nog even, Duce', zegt hij voor hij ook naar het graf loopt en naast Damon gaat zitten. Damon kijkt om en ziet mij ook staan.

'Leya, kom hier', zegt Damon, hij klopt met zijn handen op zijn schoot. Ik loop naar de jongens die voor het prachtige graf van Duce zitten. Ik ga op Damons schoot zitten en hij legt zijn armen om me heen. Hij kijkt weer naar het graf. Ik staar naar het graf. Ik ga hem enorm hard missen. Hij is al jaren één van mijn beste vrienden.

'Hij weet dat we hem missen, maar we moeten door met ons leven van hem', mompelt Damon in mijn oor.

***

Jess had ons laten weten dat ze gestopt zijn met zoeken naar de weerwolven. Zo lang ze de mensheid met rust lieten, lieten zij de weerwolven ook met rust. Mij zoeken ze nog steeds, maar niet hier. Geen enkele van de mannen die het overleefd hebben had me gezien, dus ze denken dat ik ergens anders ben. Jess komt soms naar het dorp om mij, Jimme, Damon en Duce te bezoeken. Ze was verschrikkelijk verdrietig over de dood van Duce, net als wij. Maar ook zij heeft de boodschap van Duce via Damon te horen gekregen. We moeten verder met ons leven.

***

Damon en ik hebben beide ons capuchon heel ver over ons hoofd getrokken terwijl we door de straten van mijn geboortedorp lopen. We willen nu niet herkend worden. Damon heeft mijn hand stevig vast. Als we bij mijn huis komen bellen we aan. Ik hoor Snuffles van achter de deur vrolijk blaffen. Even later gaat de deur open. Mijn moeder staat in de deuropening. Ik kijk haar glimlachend aan en doe mijn capuchon een stukje naar boven. Mijn moeders ogen worden groot en ze neemt me meteen in een stevige knuffel.

'Leya, godzijdank, je leeft nog', mompelt ze opgelucht als ze me weer loslaat en me even bekijkt. Snuffles glipt langs haar heen en loopt enthousiast rondjes om Damon en mij heen. Allebei begroeten we hem vrolijk. Als ik weer naar mijn moeder kijk zie ik dat ze Damon heeft opgemerkt. Haar gezicht betrekt even als ze beseft wie hij is.

'Mogen we binnenkomen?', vraag ik, haar blik glijdt naar ons, nog steeds, verbonden handen.

'Ja, natuurlijk', zegt ze. Ze houdt de deur open en we lopen naar binnen. We doen beide onze capuchon af en ik zie mijn moeder even naar Damon kijken. Ze roept naar mijn vader die boven zit. Hij komt rustig de trap af gelopen maar versnelt onmiddellijk als hij ziet dat ik beneden aan de trap sta.

'Leya!', hij trekt me meteen in een stevige knuffel en drukt een kusje op mijn kruin.

'Waar in godsnaam ben je geweest?! We waren enorm ongerust om je', zegt hij, zijn stem klinkt een tikkeltje kwaad en dreigend, maar vooral streng. Ik hoor zacht gegrom van Damon komen, ik stomp hem aan. Hij kijkt me met een onschuldig lachje aan.

'Ik was bij Damon', zeg ik tegen mijn ouders, hun hoofden draaien synchroon naar Damon.

'Je was bij Damon? Dus die therapie heeft niets geholpen?', vraagt mijn moeder licht teleurgesteld.

'Ik hou van hem, mam. Ik ga hem niet verlaten', zeg ik haar naar de waarheid. Ze knikt zacht. Damon trekt me zacht tegen zich aan.

'Ik zie de liefde die jullie delen', begint mijn vader bedenkelijk. Hij kijkt even naar mijn moeder.

'Voor mij is het goed als je bij hem blijft wonen. Op één voorwaarde', ik kijk hem vragend aan.

'Je blijft ons bezoeken', zegt hij. Ik knik en knuffel hem blij.

'Bedankt pap, je hebt geen idee wat dat voor me betekent', mompel ik. Als ik hem los laat trekt Damon me meteen in een stevige knuffel.

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu