Hoofdstuk 7

40 4 0
                                    

'Wat heb je gedaan deze week?', vraagt de psychologe. Ik sla mijn ogen neer, weer.

'Niks', dat woord omschrijft perfect wat ik heb gedaan de afgelopen dagen.

'Kom op, Leya. Probeer het tenminste. Je zult je een stuk beter voelen als je iets anders doet dan aan hem denken', zegt ze geïrriteerd. Ik zucht zacht.

'Ik probeer het', mompel ik. De psychologe staat op en laat me een paar seconden alleen. Als ze terug binnen loopt heeft ze mijn moeder mee.

'Ik zou graag hebben dat jullie samen naar de winkel gaan, buiten komen. Iets doen dat ervoor zorgt dat Leya geen tijd heeft om aan hem te denken', zegt de psychologe zakelijk tegen mijn moeder. Mijn moeder kijkt even naar mij en knikt.

'Ik zal ervoor zorgen', zegt ze, ze glimlacht bemoedigend naar me. Ik knik zacht.

***

Ik loop met mijn moeder door de winkel. Iedereen staart ons na als we langslopen.

'Ga jij even de melk gaan halen?', vraagt mijn moeder me. Ik knik een loop een paar rijen verder. Ik neem de melk uit de rekken en loop terug. Als ik bijna bij het einde van de rij ben staan er twee jongens van mijn leeftijd voor me. Ze komen me vaag bekend voor. Beide kijken ze me kwaad aan. Ik wil langs ze heen lopen maar word tegengehouden.

'Jouw vriendje heeft twee van onze vrienden vermoord', zegt één van de jongens. Ik zucht zacht en kijk naar de grond.

'Dat spijt me heel erg', zeg ik voor ik tussen ze door naar mijn moeder loop met de melk in mijn handen. Heb ik me nu net geëxcuseerd voor Damon zijn moorden? Moet ik dat doen, zijn vriendin zijnde? Moet ík me excuseren voor de daden van mijn vriend?

***

'Wat denk je nu over Damon?', vraagt de psychologe. Dit vraagt ze elke keer als ik langskom. Ik kijk weer naar mijn handen.

'Ik- Ik haat hem', of dat zou toch moeten.

'Hij heeft twee jongens vermoord, en ik zie nu in dat hij daardoor mijn vriendje niet zou moeten zijn', vervolg ik. Ik weet dat ze dit wilde horen, en daarom heb ik deze tekst de afgelopen nacht ingestudeerd. Ik meen geen woord van wat ik zeg, maar ik moet haar overtuigen dat ik exact denk wat ik net heb gezegd.

'Ik denk dat je klaar bent om naar school te gaan, kom volgende week nog eens langs om me te vertellen hoe het is gegaan', zegt ze zakelijk.

'Zal ik doen', zeg ik zacht. Ze staat op en gaat mijn vader halen. Ze legt hem ook uit dat ik er klaar voor ben om naar school te gaan.

'Dank u om haar zo goed te helpen', zegt mijn vader. De psychologe glimlacht naar hem en schudt zijn hand.

'Graag gedaan', zegt ze. Ik rol met mijn ogen, niet zichtbaar voor hun.

'Ik zie je de volgende keer, Leya', zegt de vrouw. Ik knik en mijn vader en ik lopen naar buiten.

***

Mijn moeder ratelt enthousiast tegen me terwijl ze me naar school rijdt. Ik let niet op wat ze zegt en denk na over hoe ze straks op school zullen reageren. Zouden ze kwaad zijn op me? Bang? Medelevend? Mijn moeder stopt de auto op de parking van het schooldomein.

'Veel succes op school', zegt mijn moeder, ze geeft me snel een kus op mijn wang.

'Dank je, tot straks', zeg ik tegen haar. Ik stap uit de auto en neem mijn tas. Ik loop snel naar de hoofdingang van de school maar stop onderweg. Ik sta stil bij de herdenkingsplaats van de twee overleden jongens. Ik staar er even naar. Het is prachtig. Alle bloemen rond en in het perkje staan prachtig in bloei. In het midden liggen twee platte stenen waar de namen van de jongens in gegraveerd zijn. Na een tijdje dwing ik mezelf door te lopen. Ik zal hier elke dag langs moeten lopen, ik moet er niet te veel bij stil staan. Ik loop het schoolplein op en zie meteen een paar groepjes leerlingen naar me kijken. Ze fluisteren tegen elkaar, sommigen wijzen naar me. Ik haal diep adem, probeer het te negeren en loop stevig door. Eenmaal in het schoolgebouw loop ik naar mijn kluisje. Er zijn veel foto's op gekleefd. Foto's van wolven met grote wonden, jagers die wolven vermoorden en dode, bebloede wolven. Ik hou mezelf sterk en open mijn kluisje. Ik steek de boeken die ik niet nodig heb in het kluisje en loop dan snel naar mijn eerste lokaal. Ik negeer de starende blikken en ga aan één van de bankjes zitten. De volgende leerlingen die binnen komen gaan zo ver mogelijk bij me vandaan zitten. Ik zucht zacht en neem mijn telefoon. Mijn ouders hebben hem, op advies van de psychologe natuurlijk, na drie maand terug gegeven. Al mijn sociale media is verwijderd, ze zijn vast bang dat ik te veel haatberichten binnen krijg. De leerkracht loopt het lokaal binnen en legt zijn spullen aan het bureau vooraan in het lokaal. Zonder naar ons te kijken begint hij zijn les.

***

'Leya!', de stem van Jess laat me opkijken. Een warm gevoel van opluchting gaat door mijn lichaam. Ze staat op een paar meter afstand van me. We lopen naar elkaar toe en geven een stevige knuffel.

'Ik heb je zo gemist. Ik was zo alleen zonder jou en de jongens', ze lijkt normaal te kunnen doen over het feit dat ze weg zijn. Ze lijkt normaal over ze te kunnen praten. Misschien is dat haar manier om over ze heen te geraken: doen alsof ze zelf besloten hebben te vertrekken. Zo gemakkelijk gaat dat bij mij jammer genoeg niet.

'Geloof me, ik heb jou ook gemist', zeg ik haar, ze glimlacht. Uit mijn ooghoeken zie ik dat iedereen ons aanstaart.

'Negeer ze maar, ze kunnen ook niets meer dan staren', zegt Jess. Ik knik en richt mijn volle aandacht terug op haar.

'Ik ben zo blij dat we hier terug samen zijn'

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu