Hoofdstuk 5

52 5 0
                                        

We zijn ondertussen een paar weken verder. De volledige school heeft nu ongeveer wel door dat Damon en ik samen zijn, maar nog steeds zegt niemand er iets van. Sommigen kijken ons glimlachend aan als we samen langslopen, anderen totaal niet. Ook zijn er nog een paar mensen die ons negeren. Damon en ik houden het boekje nog steeds bij, het is nu ongeveer halfvol. We hebben ondertussen al iets van driehonderd redenen en schrijven er ook teksten in. We kleven er ook foto's in, van ons samen of van dingen die ons interesseren.

'Hey', zegt een jongensstem, ik kijk op van het boekje waar ik reden 325 wilde opschrijven. Ik kijk hem aan en twijfel even of hij het tegen mij had. Er zitten nog een paar mensen in de aula, maar ze zitten te ver om tegen hen te praten. De jongen kijkt me recht in mijn ogen aan. De jongens die achter hem staan, waarschijnlijk zijn vrienden, grijnzen naar me.

'Jij moet Leya zijn', zegt de jongen, ik knik verbaasd. Hij gaat dicht naast me zitten en ik sla het boekje dicht. Ik probeer wat van hem weg te schuiven.

'Vertel eens, waarom vind je die Damon zo leuk?', vraagt hij, hij klinkt geïnteresseerd, maar zijn gezicht vertelt het tegenovergestelde.

'Waarom wil je dat weten? Je kent me niet eens', zeg ik hem, hij grinnikt en legt een hand in mijn nek. Ik schuif weg bij hem.

'Ik hou je al langer in de gaten, je bent beeldschoon, weet je dat?', vraagt hij me met een grijns, een rilling gaat door mijn lijf door die grijns.

'Die Damon verdient je niet', hij trekt me aan mijn nek naar voor en drukt zijn lippen op die van mij. Ik probeer hem te stoppen en weg te trekken, maar hij houdt me stevig vast. Ik probeer met al mijn macht weg te komen, maar het lukt niet. Ik voel mezelf in paniek slaan en mijn hart begint sneller te kloppen. Mijn adem gaat sneller. Opeens wordt hij van me afgetrokken. Hij landt op de grond en ik zie Damon voor me staan. Hij draait zich om en loopt naar me toe. Teder stopt hij een plukje haar achter mijn oor.

'Ben je oké?', vraagt hij, ik knik en merk dat ik helemaal tril.

'Ik denk het', mompel ik. Hij knikt en draait zich naar de jongens. Hij loopt naar de jongen die me kuste en slaat een vuist recht in zijn gezicht. Hij gromt laag naar de jongen. Ik ga recht staan en klem het boekje in mijn armen tegen mijn borst aan.

'Damon', sist Duce, Damon draait zijn hoofd en gromt naar Duce. Zijn ogen zijn donkerder, letterlijk donkerder van kleur. Damon gromt nog eens en gaat verder met de jongen in elkaar slaan.

'Damon, stop hier', sist Jimme. Ik zie dat er meer mensen zich om ons heen beginnen te verzamelen. Ik wil naar Damon toe lopen, maar Duce houdt me tegen.

'Blijf hier', zegt hij me, ik kijk hem even aan. Een geschrokken geluid klinkt door de gang. Ik draai me naar Damon maar zie hem niet meer. In de plaats van Damon staat een bruine wolf. Meteen herken ik de wolf, Jess en ik hadden hem ook gezien in het bos. Hij bijt in de nek van de jongen die meteen heel hard begint te bloeden. Een geschrokken geluid klinkt weer, maar niemand rent weg. Iedereen blijft verstomd kijken.

'Damon!', roept Duce naar de wolf. Hij laat me los en rent naar de wolf die de volgende jongen wilt aanvallen. Hij kijkt geïrriteerd om naar Duce.

'Damon, denk aan haar', zegt Duce tegen de wolf, hij wijst naar mij. De wolf kijkt naar me, ik kijk hem geschokt aan. De wolf gromt en draait zich weer naar de jongen. Hij springt op hem en vermoordt hem. De rest van de vrienden van de jongens willen weglopen, maar dat laat de wolf niet toe. Hij houdt ze tegen en gromt gevaarlijk naar hun.

'Damon! Stop het!', roept Jimme. De wolf gromt diep en duwt één van de jongens op de grond. Het gezicht van de jongen staat doodsbang.

'Damon!', ik zie Jimme zijn lichaam veranderen in dat van een onbekende wolf. Hij springt op de andere wolf en duwt hem snel van de jongen. De jongen springt op en loopt weg. De twee wolven rollen grommend over de grond en kijken elkaar woedend aan. De wolf die net nog Jimme was slaagt er in de andere wolf in zijn nek te bijten en naar mijn kant toe te sleuren. Ik zet meteen een paar stappen achteruit.

'Hij zal je geen pijn doen, jij bent de enige die hem gerust kan stellen', zegt Duce zacht, ik kijk hem aan. Duce hurkt voor de wolven en ik twijfel even. Dit is gevaarlijk en beide wolven zijn kwaad. Ik besluit Duce te vertrouwen en ga ook door mijn knieën. Ik kijk de wolf met de bruine ogen aan. Als hij in mijn ogen kijkt lijkt er iets door hem heen te gaan. Hij wordt rustig, zijn oren draaien naar voor en zijn lichaam ontspant een beetje. Zijn lichaam verandert. Het verandert tot Damon voor me staat, levensecht.

'Huil niet, My love, dat breekt mijn hart', zegt hij, zijn hand gaat naar mijn gezicht en met zijn duim haalt hij teder de tranen die over mijn wangen lopen weg. Ik had niet eens doorgehad dat ik huilde.

'Ik hou van je', zegt hij zacht, het bloed van de jongens zit verspreid op zijn gezicht en het shirt dat hij aan heeft. Ook zijn handen zitten onder hun bloed. Het bloed van de jongens die hij vermoord heeft. Hij is een moordenaar, besef ik me. Ik kan hem alleen aankijken. Hij neemt het boekje uit mijn handen. Hij raapt de balpen die op de grond gevallen was op en opent het boekje. Hij begint te schrijven tot er een pijltje in zijn nek belandt. Hij valt om en zet een enorme streep over het papier. De wolf valt ook om met een oranje pijltje in zijn nek en even later voel ik Duce neervallen op me. Voorzichtig leg ik hem naast me neer en neem het boekje. Ik sta op. Ik kijk even naar de slapende jongens op de grond.

'Ben jij er ook één?', vraagt een man, ik kijk op naar hem. Hij heeft een blauw uniform aan. Ik schud mijn hoofd en veeg mijn tranen weg.

'Kom hier', zegt een andere agent, ik loop naar hem toe en kijk nog even om naar de drie jongens. Er lopen agenten naar hun toe en ze binden hun handen en enkels vast. De agent neemt me mee naar een politiebusje. Hij gebiedt me te gaan zitten, wat ik trillend doe.

'Vertel eens wat er is gebeurd', zegt hij, ik haal rasperig adem en begin te vertellen. Alles wat ik beseft heb de laatste minuten vertel ik.

'Maak je geen zorgen over die wolven, ze zullen je geen pijn meer kunnen doen, ze worden in de best bewaakte cellen van de wereld gehouden. Je zult ze nooit meer zien'

'Meneer, ik denk dat u het niet begrijpt. Damon, één van de wolven, was, nee ís mijn vriendje', vertel ik zacht.

'Je was de vriendin van een weerwolf?', het is de eerste keer dat iemand die gedachte bevestigd. Ze zijn dus echt weerwolven.

'Ja', bevestig ik.

'Wist je dat ze weerwolven waren?', vraagt hij, ik schud mijn hoofd.

'Nee, ik wist het niet'

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu