Hoofdstuk 11

46 4 0
                                    

'Wil je zien waar we nu wonen?', vraagt Damon enthousiast. Ik knik met een glimlach op mijn gezicht.

'Heel graag', Damon neemt mijn hand vast en begint te rennen. Ik hoor de andere jongens achter ons rennen. Ik probeer hem zo goed mogelijk bij te houden. Als hij stopt, stop ik ook. Ik ben nog even zacht aan het hijgen van de afstand en snelheid terwijl ik rondkijk waar we zijn. We bevinden ons in een dorpje. Een gezellig, middeleeuws dorpje. Vele mensen lopen buiten en kleine kinderen lopen op een klein dorpspleintje. Ik kijk bewonderend rond.

'Wow', mompel ik zacht.

'Dit is het dorp waar we opgegroeid zijn als welpen', vertelt Jimme, ik kijk hem geïnteresseerd aan.

'We zijn hier op het dorpsplein, elke zondag is het hier markt', zegt Damon. Een paar kleine kinderen rennen lachend voorbij.

'Damon! Is dat je soulmate?!', roept één van de kinderen. Allemaal kijken ze om en rennen naar ons toe. Ze gaan allemaal voor ons staan en bekijken me geïnteresseerd.

'Ja, dit is mijn soulmate', Damon legt zijn arm om mijn schouders en ik glimlach naar de kinderen. Eén van de kinderen neemt mijn hand en ruikt er aan.

'Je bent echt een mens', zegt ze, ze kijkt me aan.

'Ik heb nog nooit een mens gezien of geroken', zegt ze, een jongentje neemt mijn andere hand vast en snuift er aan.

'Je ruikt anders', zegt hij. Duce gaat door zijn knieën zodat hij op gelijke hoogte van de kinderen is.

'Ze is een mens, Ethan, natuurlijk ruikt ze anders', zegt Duce. Ethan kijkt van Duce naar mij. Dan haalt hij zijn schouders op.

'Als jij het zegt, zal het wel waar zijn', zegt hij. Duce grinnikt.

'Oh ja, Leya. Dit is Ethan, mijn broertje', zegt Duce tegen me. Mijn ogen worden groot.

'Broertje?', vraag ik, hij knikt lachend.

'Waarom heb je nooit gezegd dat je een broertje hebt?', vraag ik.

'Jij wist niet dat we wolven en nadat je het wist heb ik niet echt de kans gekregen het te vertellen', zegt hij bijdehand, ik rol met mijn ogen.

'Moeten jullie me nog wat vertellen?', vraag ik.

'Mijn "ouders" zijn niet mijn echte ouders, maar dat had je wel kunnen bedenken', zegt Damon, ik kijk hem aan.

'Dus ik heb je echte ouders nog niet ontmoet?', vraag ik, hij schudt zijn hoofd. Ik voel kleine handjes mijn hand grijpen en kijk weer naar beneden. Een meisje kijkt me aan.

'Blijf jij hier?', vraagt ze verlegen. Ik ga ook door mijn knieën.

'Nee, maar ik kom wel terug', zeg ik tegen haar voor ik naar Damon kijk. Hij glimlacht en knikt.

***

'Je weet waar ze zijn, is het niet?', vraagt een jongen als ik door de gangen van de school loop. Ik stop verbaasd met lopen en kijk hem aan.

'Je hebt ze geholpen met ontsnappen', zijn stem klinkt bijna beschuldigend. Iedereen rond ons wordt stil en kijkt naar ons.

'Wat?', vraag ik verward.

'De weerwolven, je hebt ze helpen ontsnappen'

'Hoe zou ík ze moeten helpen? Ik weet niet eens waar ze gevangen gehouden worden, of werden', zeg ik, hij kijkt me kwaad aan.

'Je weet waar ze nu zijn, vertel het, voor jouw en onze veiligheid', zegt hij, ik schud mijn hoofd.

'Ik weet het niet', zeg ik voor ik naar mijn kluisje loop en mijn boeken neem. Mensen kijken naar me, kwaad of bang. Als ik mijn kluisje sluit staat Jess naast me.

I Did Not Know HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu