Proloog

352 44 124
                                    

De oude vrouw klopte met haar vuist op de kasteeldeur, terwijl de regen naar beneden stortte. De stof van haar donkere mantel zoog de druppels gretig op, waardoor er een enorm gewicht aan haar oude, breekbare lichaam hing.

Toen de deuren open gemaakt werden, keek een soldaat haar vanonder zijn gietijzeren helm verbaasd aan.

Melodieën, gespeeld door de beste muzikanten, drongen haar oren binnen. Een heerlijke geur, van al het lekkere eten dat opgesteld stond, vulde haar neus.

Ze rende vlug naar binnen, voordat de soldaat haar tegen kon komen. Hij liep haar nog achterna, schreeuwde dat ze moest stoppen, maar dat deed ze niet. Haar voeten sloften over de gladde, zwart linoleum vloer. De dansende gasten weken voor haar uiteen, slaakten kreten wanneer ze zich met haar zielige verschijnsel langs hen wurmde.

Voor hém bleef ze staan.

Ze zeeg neer op haar knieën. Haar doorweekte, zware gewaad krulde rond haar voeten, bevochtigde het glanzende steen onder haar.

Hij keek haar aan, vol argwaan, minachting, afkeuring en haat. Zijn neus had hij opgetrokken, en zijn wenkbrauwen waren in geïrriteerde punten naar beneden gebogen.

Hoewel hij nog maar een jong, roekeloos kind van zestien was, zag hij eruit als een vorst, met zijn dure, vlekkeloze kleren en blond haar dat strak naar achteren gekamd was. Hij draaide met zijn pols, waardoor de rode wijn in zijn kristallen glas kolkte.

'Koning Aaron,' klonk haar stem bevend door de ruimte. De muzikanten waren stil gevallen, dansen waren gestaakt, en alle ogen waren op de oude, vieze dame gericht. Haar grijze haar plakte in dikke, natte strengen aan haar gezicht. Haar onnatuurlijk lichtblauwe ogen stonden verdrietig, gekwetst, bang... gebroken. Maar dat leek de koning niet te zien.

'Wat doe je in mijn huis?' bulderde hij. 'Je bekladt mijn prachtige vloeren met het vuil van je schoenen en mantel. Je bederft het eten met de vieze lucht die rond je hangt. Je verpest de pret die mijn vrienden hadden, met jouw binnenkomst.'

Het vrouwtje knikte bevend. 'Dat weet ik, en dat spijt mij, koning Aaron. Maar ik heb uw hulp nodig. Onderdak, wat te eten en schone kleren. Ik vraag u alleen om dat, als een van uw trouwe onderdanen.'

Hierop lachte Aaron bulderend. Hij schuddebuikte zo hard dat de rode wijn over de rand van zijn glas klotste, en een donkere, bloedrode vlek op de vloer achter liet. 'Je hebt mij niets te bieden, oud vrouwtje. Waarom zou ik je helpen? Waarom zou jíj het verdienen om door míj geholpen te worden?'

De edele lieden, die in een kringetje rond de vrouw en de koning waren gaan staan om te zien wat er precies gebeurde, knikten instemmend.

'Mijn dank,' antwoordde ze daarop, haar stem dik van de emoties.

Aaron maakte een geluid, dat tussen snuiven en gniffelen in lag. 'Alsof ik daar iets aan heb.' Toen schudde hij zijn hoofd. 'Daar komt niks van in. Dit feest is niet bedoeld voor normale burgers.' De koning spreidde zijn armen en de mensen van adel juichten. 'Wachters! Breng haar weg. Laat ons in alle rust weer kunnen feesten, en genieten van het lekkere eten.'

Zijn soldaten stoven naar voren, grepen de oude vrouw bij haar ellebogen en sleepten haar mee richting de deuren. Haar mantel gleed over de vloer, en trok een vochtig spoor achter zich aan.

Maar toen ze bijna bij de deur waren, duwde het vrouwtje haar hakken stevig in het marmer. Slippend kwamen de soldaten tot stilstand, en ze keken elkaar verbaasd aan, verrast door de kracht van de vrouw.

Een windvlaag werd ontlokt.

De wind woei fluitend door de balzaal heen. De duizenden kaarsen die waren aangestoken, doofden en lieten kringelende sliertjes rook achter. De soldaten werden door de enorme kracht achteruit geblazen en de oude vrouw viel voorover op de grond. Ze staarde hijgend naar de vloer, waardoor de kap haar gezicht onttrok van de starende blikken van de hovelingen.

Beauty and the Beast Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu