Hoofdstuk 14

127 22 30
                                    

                                 • • • • • • • •

                               POV AARON

Ik liet me wanhopig op mijn knieën vallen, waardoor het ijs gevaarlijk kreunde en kraakte. Ik zag haar. Ik zag háár!

Ze dreef onder het wateroppervlak, met haar handen en gezicht tegen het ijs gedrukt. Haar gezicht was zo bleek dat ik het idee kreeg dat ze al... Nee, dat kon niet. Dan mocht niet zo zijn!

Met een enorme brul sloeg ik met alle kracht in me tegen het ijs.

Niks.

Ik herhaalde die handeling nogmaals. En nog een keer, en nóg een keer, maar er was geen beweging in te krijgen. Het was alsof ik tegen een stenen muur aan sloeg. Mijn knokkels waren open gebarsten en er droop bloed over mijn handen, dat zich vermengde met het smeltende ijs. 'Bonita!' schreeuwde ik. Haar vuist bewoog en maakte een gebaar richting het ijs, alsof ze het kapot probeerde te slaan. Met een brul van frustratie sloeg ik nog eens op het ijs, zo hard dat ik het bot van mijn pink voelde breken. Ik gilde van de pijn maar verbeet het toen ik haar gezicht zag, vol angst en met de dood in het zicht.

Ik huiverde. Dit mocht niet gebeuren. Niet nu, niet vandaag, niet... door mij. Want dat was wat het was. Het was míjn schuld. Ik had haar zo bang gemaakt dat ze weg was gevlucht. Maar aan de andere kant; zij koos er zelf voor om te vluchten! Als ze nou gewoon in het kasteel was gebleven, had zij nu niet onder het ijs gelegen en hadden mijn vingerkootjes niet gebroken geweest.

Achter me hoorde ik Aiden mijn naam schreeuwen. 'Ga hulp halen!' riep ik hem toe. Hij bleef twijfelend staan, alsof hij overwoog om me te komen helpen. Maar ik kon niet riskeren dat ik mijn kleine broertje vandaag óók nog eens kwijt ging raken!

Nee, ik zou niemand kwijt raken vandaag. Ik weigerde te geloven dat het niet meer goed zou komen. 'Ga!' brulde ik over mijn schouder, en Aiden rende geschrokken terug het bos in.

Ik keek om me heen. Waar was ze er in gevallen? Waar was het wak?

Ik krabbelde omhoog en rende over het ijs heen in weer. Het sneeuwde hard, waardoor ik niet ver kon kijken, en ik gromde gefrustreerd. Waar was het?!

Daar!

Ik rende richting een donkere plek op het witzilveren oppervlak toen en liet me bij het gebarsten ijs op de grond vallen. Bonita was zo'n vijf meter door de stroming meegetrokken. Zou ik dat halen?

Ik moest het proberen.

Ik rukte mijn mantel los en smeet het op de grond. Die zou me toch alleen maar belemmeren in het water.

Ik nam een grote ademteug en liet me vervolgens in het water zakken. De kou was zo overweldigend dat ik even een momentje moest nemen om te kalmeren. Het beet in mijn benen, mijn handen, mijn gezicht. Sidderend dwong ik mezelf om te zwemmen. Mijn knieën en schenen schampten langs puntige rotsen die op de bodem lagen. Ik moest een schreeuw onderdrukken toen een van hen een grote snee in mijn scheen achterliet. Puffend en huiverend zwom ik verder. Met mijn grote, sterke armen en benen was ik binnen een paar slagen bij haar.

Ik greep haar rond haar midden vast en trok haar met me mee. Met grote ogen keek ze me aan, en ze knipperde langzaam. Dat deed mijn hart een sprongetje maken, want ze leefde dus nog! Trappelend met mijn voeten duwde ik ons door het water heen. De stroming die hier stond was enorm sterk en ik moest mijn best doen om ons vooruit te krijgen, maar het lukte.

Bij het wak aangekomen duwde ik haar eerst omhoog. Toen ze vervolgens veilig op het ijs lag, klom ik achter haar aan. De scherpe randen waar het ijs afgebroken was, sneden over mijn huid en vel heen, lieten diepe krassen en schaafwonden achter. Ik hees mezelf op het ijs en liet me daar vervolgens uitgeput neerzakken.

Beauty and the Beast Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu