Hoofdstuk 19

146 16 52
                                    

                                 • • • • • • • •

                               POV CHERISE

Het was al laat. De kille avond was over ons miezerige dorpje heen getrokken en Cortana lag er verlaten en stil bij. Sinds de Verwisselaars en de koning de avondklok ingevoerd hadden, durfden de meeste mensen hun gezicht na acht uur 's avonds niet meer te vertonen.

Maar dit was een noodgeval.

Ik beende over de bedroevend lege straten heen, waarbij mijn voetstappen hol en luid weerkaatsten tussen de verduisterde huizen. Ik passeerde zelfs mijn bakkerij, die er als een lege huls bij lag.

Het huis van Elynn daarentegen zag er bruisend van het leven uit; vanuit verschillende ramen kroop een zacht kaarslicht de duisternis in. Daarbij klonk er steeds luider geroezemoes toen ik het huis naderde, en ik huiverde.

Mevrouw Elodies stem kwam boven hen allen uit.

Met een bevende hand greep ik de klopper aan, en liet de bronzen cirkel drie keer tegen de houten deur bonken. Het duurde eventjes, maar toen kwam Elynn tevoorschijn. Ze trok de deur in een kier open, maar toen ze zag dat ik het was, glipte ze snel naar buiten.

'Cherise! Dat is lang geleden! Ik was van de week nog bij je bakkerij, maar die was gesloten.'

Ik wapperde met mijn hand. 'Die is dicht op het moment.'

'Oh, hoe dat zo?'

Peinzend beet ik op mijn lip. 'Vanwege Bonnie.'

'Nu we het over haar hebben: ik heb haar ook al een poosje niet meer gezien! Waar is ze heen?'

Ik vlocht mijn vingers in elkaar. Ik had het er nog met niemand over gehad. Ik had nog niemand verteld over Bonnies gevangenneming. Op mijn moeder na, dan, maar dat telde niet. Mijn moeder was niet meer voor rede vatbaar en registreerde de woorden die ik haar toevertrouwde niet eens.

Waarom ik het niemand verteld had? Ik had gehoopt dat het allemaal niet waar zou zijn. Dat ze ieder moment weer voor mijn deur kon staan, met die lieve glimlach rond haar lippen, haar nieuwsgierige, grote hertenogen op mijn versgebakken muffins gericht. Maar het was inmiddels al acht dagen geleden sinds ik Bonnie voor de laatste keer gezien had. Acht dagen geleden hadden de Verwisselaars haar in die koets meegenomen, naar het kasteel van de brute koning toe. En ze was nog steeds niet terug.

Dus was het tijd om maatregelen te treffen.

'Bonnie is niet hier,' probeerde ik haar in rap tempo uit te leggen. 'Ze is gevangengenomen door de koning.' Elynn deed haar mond open, maar ik legde haar het zwijgen op door mijn hand op te steken. 'Ik heb geen tijd om alles uit te leggen, oké. Het enige wat je moet weten is... dat het klaar is. Het is tijd om in opstand te komen.'

Elynn knipperde loom met haar wimpers. 'Wattes?'

Ik zuchtte diep. 'De koning - dat béést - heeft ons al te lang onder de duim. We moeten er een eind aan maken. Het feit dat Bonnie nog steeds vermist is... Ik vrees voor haar leven, El. Ik denk - nee, ik ben bang - dat hij haar vermoordt heeft. Voor iets wat ík gedaan heb.' Mijn vingers schoven langs elkaar, frummelden aan de nagelriemen. 'Ze zit daar vanwege mij. Nee, vanwege de koning. En zijn Verwisselaars.'

Een steek trok door mijn borst heen toen ik terugdacht aan mijn reis met Kylian. Hoe we door het bos hadden gewandeld, onder een koel bladerdek van oranjerode bladeren. Altijd had ik Verwisselaars gevreesd en gewantrouwd. Zij waren de reden dat mijn vader er niet meer was, en de reden dat mijn moeder haar verstand verloren leek te zijn. Maar hij had mijn vertrouwen weer enigszins kunnen herstellen.

Beauty and the Beast Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu